CXLIX. Hoofd-stuk. Coriandrum, ofte Koriander.
HEt Stammetjen deses kruids is teer, dun, rond, en wel ontrent twee voeten hoog, sig in verscheide andere Stammetjes verdeelende. De groene bladen daar aan wasschende, zyn seer fyn gesnippelt en doorsneden, gelyk als de Venkel byna, dog soo fyn niet: d'onderste, en als dit gewas jong is, zyn sy min gesneden. De bloemtjes zyn seer klein en wit, komende kroons-gewyse op het top, gelyk als de Venkel, dog wat wyder van malkanderen. Hier na volgt een rond groen zaad, soo groot als de kleinste Peper, het welke daar na ligt bruin-geel werd, en geribt. Yder bolletjen schynt my toe uit twee zaadjes te bestaan, zynde tusschen beiden een holligheid; de wortel is dun, niet lang, en eenigsins veselagtig. Dit gewasch groen zynde, heeft een vervaarlyken stank; in tegendeel droog zynde, is het aangenaam van reuk en smaak.
Het wast op verscheide plaatsen in allerlei gronden; men zaaid het in Lente, het bloeyd tegens de honds-dagen, en 't zaad rypt in den Herfst.
Men meint dat het groene gewas heese stem, en uitsinnigheid maakt: soo sulx waar is, moet het byna met de kragten van de Scheerling over een komen: waar tegens een goeden dronks Wyns voorgeschreven werd.
Veele hebben een belagchelyke bereidinge be-