een sware en vuyle onaangename reuk.
De tweede middel-slag heeft grove, dikke, holle en eenigsins gevoorde ofte gestreepte Stammen: sig boven in verscheide takjes deelende: heeft veele bladen aan de kanten omgekrolt en wat doorsneden. Op de toppen komen veele bloemen, de Kamillen gelyk, dog geel, die mede daarna in stuifkens veranderen. De wortel bestaat uit veele swarte veselen. Dit gewas ruukt eenigsins na den Honig.
De eerste alderkleinste soort is ten hoogsten een spanne hoog; grys en wolagtig van reuk, de andere gelyk; met kleine bladen; de bloemtjes gelyken de middelste knoppen van de Reinvaar, donker geel: die mede in stuifkens veranderen. De wortel is dun.
De andere kleine groeit somtyds meer dan anderhalven voet hoog, en regt op; zynde teer, takkig, haarig, en klevende als slym. De blaadjes zyn smal als dragon, mede klam en vet. De bloemtjes zyn geel, klein, langs de takjes groeijende, die in stuifjes veranderen. De wortel is dun, de reuk deses gewas is niet onaangenaam.
D'eerste wast ontrent de Zee van Italien, Spanjen, Vrankryk, Murcien, enz. d'andere wast op opene plaatsen, by vervalle muuren, en steenagtige plaatsen. D'eerste middel-soort vind men veel langs de Waterkanten en Rivieren. Als mede d'andere, die men veele in de Weijen by de Slooten omtrent Amsterdam, Utrecht, Naarden, enz. vind. D'alderkleinste vind men mede by de Waterkanten. D'andere wast op verscheide Spaanse en Franse plaatsen. D'eerste grootste en tweede kleinste bloeijen ontrent den Herfst, maar d'andere de meeste Somer door.
Sy schynen alle uit fyne deeltjes te bestaan, maar d'eene is daar deelagtiger van dan d'andere. Men