deelt, welkers blaadjes dan een weinig langwerpig zyn en getand: tenger, blauw-groen, glad, sagt en sappig; welke ligt gebroken zynde, uit hare ribbetjes mede een goud-geel sap geven. Op de toppen komen ses of seven vier-bladige bloemtjes, met eenige geele Saselingen in 't midden, elk op zyn steeltjen: 't welk afvallende, komen daar matig lange hauwkens ofte zaad-kokertjes, inhoudende een klein geelagtig of bruin, en blinkend zaad. De wortel is een pink dik of wat dikker, een vinger lang, met eenige veselen behangen: van koleur Saffraan-geel, dat is hoog-geel, ofte rood-geel, soo van binnen als buiten: gevende mede een sap, gelyk de struik en bladen. Dit geheele gewas is swaar van reuk; scherp, bytend en bitteragtig.
Daar is nog een soort het vorige gelyk, maar de bladen zyn wat kleinder, en de bloemtjes zyn om de kanten wat gekartelt.
Het zaaid zyn selven, of het komt voort van zyn overgeblevene plant, die het geheele jaar lang groen blyft, en bloeyd van Lente tot in het laatste des Somers, hebbende onderwylen ryp en onryp zaad. Het groeid geern op schaduwagtige plaatsen, die niet betreden werden: en wast weelderig in een schaduwagtigen hoek der Hoven.
Uit de reuk en smaak bestaat de geheele plant uit fyne en doordringelyke deeltjes: en is bequaam den geel-sugtigen, alsoo het de verstopte kliertjes des Levers opend, waar door de galle moet afgescheiden werden: is voorts ook daarom dienstig de verstoptheden van alle ingewanden. De wortel behoorlyk gesneden kan men als een set-pil gebruiken. Het gele sap gemengt of ongemengt, geneest de oog-schillen, en oog-vlekken, somtyds met een sagt penceeltjen ofte veertjen, daar een weinig van opgestreken. Het selve dagelyks op de