ben van onderen verscheide neder-sinkende veselen.
Hare bollen konnen het jaar over blyven, en soo haar d'aarde geweigert werd, schieten sy van selver uit, teerende, als men segt, op haar eigen smeer; en die geven dat jaar bloem en zaad, maar gemeenlyk werden sy alle jaren gesaaid in de Moes-hoven. Sy bloeijen gemeenlyk in Braak-maand, en het zaad vergadert men tegens de Herfst-maand.
Het sap in d'ooren gedrupt, beneemt de tand-pyn, sulx doet het mede door de neuse opgesnoven. Ajuin onder de heete assche gebraden, en tot een Pap gestooten dient om op d'eerst gebrande plaatsen te leggen. Ook werden sy bequamelyk in Pappen gedaan, om de geswellen te doen vermurwen. D'eerst gebore kinderen flauw zynde, of dat men weten wil of sy leven, houd men een versch doorgesneden Ajuin voor de neus: het welke men mede aan oude luiden doet, die flauw zyn, ofte opstygingen hebben, in de plaats van Assa foetida.
Voorts werden sy tot spyse gebruikt rauw, gebraden en gekookt. Sommige arme luiden eten die rauw met droog brood: andere rigten daar een Salade van met Pekel-haring, of sy etense by de Pekel-haring. Ook snyd men die jonge bolletjes wel over de Salade. Men kan se braden, schillen, en als een Salade opdissen. Ook kookt mense en men eetse met boter, of olie en Azyn. Ook werdse by vleis en visch gestooft. Sy zyn gesond in koude en slymige lighamen, maar geven weinig voedsel. Sy verteeren de slym der darmen, en daarom doen sy veel winden losen. Sy dienen ook de gene welke haar maand-getyden te spaarsaam gaan.