jes, glad, rond en blauw-groen, hebbende de hoogte ontrent van anderhalven voet hoog. Yder lid heeft aan yder zyde een blad, staande twee en twee over malkanderen. Dese zyn langwerpig, lyvig, smal en spits-toeloopende groen-blauw van koleur. Tusschen de bladeren der steelen komen langwerpige groene knoppen, uit welkers vyf getandige Koker, soo sy enkel zyn, vyf vry groote blaadjes ofte bloemtjes komen, aan haar uiterste randen getand, hebbende in het midden gemeenlyk twee witte draadjes: maar dubbelt zynde, bestaan sy uit een menigte blaadjes: dese bloemen verschelen alle seer in groote, en hebben dikmaals soo veel bladen, dat de Kokers bersten. De koleuren zyn wit, hoog en laag rood, of met dit rood en wit op duisentderlei wysen gespikkelt, waar na sy ook menigerlei namen bekomen: ik heb haar eens geel gesien. Sy veranderen mede alle jaren hare koleuren: wanneer sy uit zaad voortkomen, heeft men het tweede jaar eerst bloem, en dat van alderlei koleuren: dog om soo lange niet te wagten, weet men die alle jaren af te setten, om nieuwe planten te krygen. De bloem afgevallen zynde, komen in hare Kokers bolletjes met klein swart zaad. De wortel is matig dik en hard, hebbende veele veselen. De reuk der bloemen, is als die van de Kruid-nagelen, en daarom ook Nagel-bloemen genaamt.
De Pluimtjes ofte kleine soort, zyn van steel en bladen veel kleinder dan de groote, anders de selve niet ongelyk, ook zyn de bloemen deselvige, maar seer diep gekerft, na Pluimtjes gelykende. De koleur is witagtig, lyf-verwig, ofte bleik Purperagtig, en dese soorten zyn ook wel gespikkelt.
Beide soorten vind men in de Hoven, en soo sy van wonderlyke groote zyn, ofte schoone vreem-