XCI. Hoofd-stuk. Bruscus, Ruscus, stekende-Palm, ofte Muisen-doorn.
BRuscus is een klein houtagtig Heestertjen, een voet ontrent hoog, uit des selfs wortel schieten verscheide donker-groene, ronde en taye ryskens, die sig wederom in andere takjes verdeelen, hebbende dikke basten. De bladen zyn mede donker-groen, tay, niet sappig, dik, breed, eindigende in een stekende doorn: hebbende de groote van bladeren als de gemeene Bos-boom: zynde des Somers en des Winters groen. Op het midden der blaadjes komen kleine vyf-bladige bloemtjes, waar na groene besien volgen, die allenxkens schoon-rood werden, de groote als de besien van Aspergies, welkers zaad seer hard is, en gansch beswaart te stooten, dog dese brengen sy hier te Lande noit of seer selden voort. De wortels zyn matig dik, wit, herwaarts en derwaarts kruipende, en soetagtig van smaak. De nieuwe schoten die daar uit voortkomen, zyn de Aspergies eenigsins gelyk.
Sy wasschen in Italien en Borgondien langs de wegen, maar werden alhier alleen in de Hoven der lief-hebbers gevonden.
Het kooksel van de wortels werden gebruikt, om alle verstoptheden te openen, nevens de wortelen van Venkel, Peterseli, Juffrouw-mark, enz. als mede om te doen Wateren: ten dien einde gebruikt men mede het zaad en de bladen. Hier toe dienen mede de nieuwe scheuten, die men in de plaats van Aspergies kan eten, maar zyn wat bitterder. Van de takjes maakt men Besemen om te veegen; en men behangt daar de Hammen, Spek en Rook-