XCII. Hoofd-stuk. Bryonia Alba en Nigra, ofte Witte en Swarte Wilde Wyngaart.
DAar is een Witte en een Swarte Bryonie. De Witte heeft een bittere, groote, dikke, lange en Witte wortel, uit welke verscheide groene Ranken schieten, bequaam om daar Somer-huisjes mede te bedekken; of, om voor de Vensters te leiden, wanneer men schaduwe soekt. Heeft verscheide Klawiertjes, om sig overal om te winden: de bladen zyn breed, en om hare ingesnedentheid, vyf-hoekig, matig rouw, ruig, sappig, en helder-groen. In de Mei-maand komen daar matig kleine, witte, vyf-bladige bloemtjes aan, tros-gewys by malkanderen: hier na volgen groene besien, welke allenxkens Schoon-rood werden en Quartel-besien genaamt werden: hebbende de groote van de besien der Aspergies: dese wast alhier tot cieraad in de Hoven, en werd mede om Genees-middelen daar af te maken, aangefokt; sy wasschen overvloedig langs de Duin-kant van Holland, in schaduwen.
De Swarte is de vorige ganschelyk gelyk, uitgenomen dat de besien swart werden: en dat de wortel van binnen geel is en van buiten bruin of swart. Dese vind men mede alleen in de Hoven van de Kruid-beminnaars.
De witte is kragtiger dan de swarte: ook is de witte alhier alleen in 't gebruik. De Worteltjes werden met andere Kruiden wel op Wyn geset, en doen sterken afgang maken. In poeder geeft