LXXXVII. Hoofd-stuk. Botrys, Druiven-kruid, ofte Piment.
DIt gewas heeft geen groote hoogte, dog staat Heestersgewyse regt op, welkers Stammetje verscheide zyd-takjes heeft. Dese hebben aan beide zyden diep-gesnedene blaadjes, wat rimpelagtig, lankwerpig, in sommige stomp en in andere wat puntiger, staande elk op zyn steeltjen. Tusschen desselfs oorsprong komende Bloem-knoppen ofte zaden, druifs-gewys. De wortel, alhoewel niet groot, heeft veele veselen. Dit gewasch zyn volkomentheid hebbende, krygt een geel-groene koleur, en gedroogt zynde, werd geheel geel, is niet onaangenaam van reuk. Versch zynde, is het kruid in het aantasten lymerig ofte gomagtig, want het kleeft aan de vingers; eer dit kruid een stam krygt, zyn de blaadjes van onderen wat roodagtig. Alsoo het met de wortel niet voort en teelt, nog de Winter verduurt, moet het alhier jaarlyks in de kruid-kenders Tuinen gesaaid werden: in de Oogst en