LXXXVI. Hoofd-stuk. Borago, ofte Bernagie.
DE Bernagie is of jaarlyks vergaande, of de Winter over duurende. Sy heeft lange, ronde, groote eenigsins spits-toeloopende, aan de kanten geschaarde, donker-groene, ruige, stekelige, naar om laag hangende, en een weinig om geslagen bladen. De struik is wel dry spannen hoog, ruig en stekende, die boven in verscheide takjes gedeilt werd, alle met kleindere blaadjes begroent; op haar top komen vyf-bladige Hemels-blauwe bloemtjes, wiens uiterste wat scherp toeloopt, hebbende in haar midden eenige duister purpere opstaande veselen, welke te samen komende, een punt vertoonen: dese blauwigheid werd allenxkens purperagtig; onder dese bloemtjes is wederom een vyf-bladig bleik-groen en seer ruig steunsel: dese bloemtjes zyn mede somwyls, dog selden, wit, ook met een witte punt in 't midden. De wortel is matig lang en dik, hebbende verscheide veselen.
De Winter-bernagie heeft wel de selfde bladen, maar is kleinder. De bloemtjes zyn mede klein en blauw, sonder draadjes, en dese blyft de gansche Winter groen.