LXXXIII. Hoofd-stuk. Blattaria, ofte Motten-kruid.
HEt Motten-kruid verscheelt veel in koleur en gedaante der bloemen: derhalven gelust het ons maar een soorte te beschryven. Dit gewas gelykt wel na het swarte Wolle-kruid. Dit gewasch heeft donker groene, gladde, een weinig blinkende, lankwerpige, aan de kanten gekartelde en scherp-toeloopende bladeren, matig van groote: heeft een regt opstaande struik, die boven wederom in verscheidene verdeelt is, van twee of dry voeten hoog: dese bovenste takjes zyn vol van vyf-bladige bloemtjes begroeid, gemeenlyk geel met purpere draadjes; welker sommige rieken: of sy hebben een geele bloem met zyd-takken, of de bloem is wit, purper, van een viese verouderde verf; of de bloem is asch-grauw enz. hier na volgen eenige ronde zaad-bolletjes, wat grooter als dat van het lyn-zaad, hebbende twee val-deurtjes: welke ryp zynde, een klein, swartagtig zaad geven. De wortel is hard en veselagtig.
Het wast op zandige plaatsen, en ook wel by de water-kanten, 't welk van de liefhebbers mede wel