LXXXII. Hoofd-stuk. Bistorta, ofte Herts-tonge, Nater-wortel, en Adder-wortel gesegt.
BY Fuchsius vind ik tweederlei soorten, namelyk Mannetjen en Wyfjen, zynde van bladen en wortel verschelende. Dit kruid dan heeft lange, breede, spitsagtig toeloopende, harde en zenuwagtige bladen, van boven wat duister groen, maar van onderen, uit den bleik-blauwen, ofte grauw-wit, staande yder op lange steeltjes. Tusschen dese komen ronde, en met kleinder blaadjes bewassene steelen, ruim een voet hoog, ik hebse anderhalf elle hoog gesien; op welkers top aars-gewys lyf-verwige ofte bleik-rood purperagtige bloemtjes komen, waar na drykantige blinkende zaden volgen. Heeft een dikke, lange, geknoopte, vaste, en veeltyds als omgekromde wortel, zynde bruin ofte swartagtig, en van binnen roodagtig.
Het Wyfjes geslagte van Fuchsius heeft meer gerimpelde en rouwe bladen, en grooter wortel, die soo seer niet is omgekromt, maar met veel veselen begroeit. Maar het Mannetjen, schynt de selfde te wesen, welke wy beschreven hebben.
De teikenen waar in dit gewas van andere onderscheiden is, is dryhoekig zaad. Cierlyke bloemtjes; lyvige Aaren op het bovenste der steelen; de wortelen omgebogen, en in een gerolt.
Sy wasschen veel op donkere en schaduwagtige plaatsen in de bosschen: maar alhier vind men die meest in de Hoven onder de Moes-kruiden, en andere Genees-kruiden: sy bloeijen in Bloey-maand en Wiede-maand.
De wortel is seer te samen-trekkende: en daarom