LXXXI. Hoofd-stuk. Bifolium, twee-blad, ofte Bastaart Standel-kruid.
DE eerste soort heeft maar twee bladen, soo breed als Weeg-bree, dog wat kleinder, geribt, en sonder steel, aan haar stammetjen vast, die een spanne lang is, rond en effen. Van het midden des stammetjes af komen, ontrent de dertig (min ofte meer) groen-geele ofte bleik-groene bloemtjes, die van Standel-kruid (die men Vliegjes noemt) byna gelyk, hebbende byna de gedaante van muggen. Heeft veselagtige wortelen, die sig wyds en zyds verspreiden.
Het tweede is het eerste byna gelyk, maar de wortel is niet alleen veselagtig; maar heeft daar benevens een bolletjen by, van binnen groen, met eenige velletjes en biesjes.
Het eerste vind men by de Slooten, en moerasagtige natte plaatsen: maar het tweede in de valleijen en laagten der zand-duinen. Beide bloeijen sy in Bloey-maand en Wiede-maand. Geven selden ryp zaad, en konnen sterke koude verdragen.
De kragten daar van zyn my onbekend.