Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
al te dik, witagtig, dun en glad van bast, hebbende veele harde takken, met harde en witte doornen bewassen, en daarom by de Grieken Oxyacantha, dat is Suure-doorn gesegt. Het hout is geel en hard. De blaadjes zyn dun, aan de kanten wat getant, bleik-groene, tengere blaadjes, die een suure smaak geven, welke in Gras-maand voortkomen. Maar in de Bloey-maand komen daar kleine en geele bloemtjes aan risten, tussen de bladeren nederwaarts hangende, gelyk d'Aal-besien, die met 'er tyd in groene lankwerpige besien veranderen, welke allenxkens Koraal-rood werden, en dat met een aangenamen suure smaak; en werden in de Herfst ryp. Sommige deser besien hebben harde en swarte zaden, en andere niet. De wortel is hooger geel dan het hout, hard en lang, in veele takken verspreid. In sommige Landen zyn de bloemtjes aangenaam van reuk, en in sommige al te swaar en onliefelyk. De vrugt heeft ook somtyds twee korlen, alhoewel men die somtyds mede sonder korlen siet. Ook vind men dese besien soetagtig van smaak. Sy wassen alhier alleen in de liefhebbers Hoven. Uit d'oude struiken schieten nieuwe, sagte en lange botten, na d'Aspergies gelykende, welke men op deselvige wyse kan eten, eer sy in hout veranderen. De bladen en besien suur zynde, hebben een aangename smaak, moeten weinig gebruikt werden. Uit de besien werd een sap geperst, uit welke men Syroop maakt, als mede roode Suiker-koekjes: ook laat men het sap gisten en werken; ofte men giet daar een bodem olie op, om te bewaren: het welke dan dient om zuure soucen te maken, en daarom souce-boom genaamt. De Berberissen werden aan de risten mede geconfyt, om somtyds een frisse mond te maken. Uit het sap maakt men | |
[pagina 119]
| |
mede een gelei, gelyk als dat van Aal-besien. De bladeren gebruikt men mede in saucen in de plaats van suuring. De saden werden onder de buikloops stoppende dingen gebruikt. Ook dient de binnenste bast en de wortel om geel te verwen: de gantsche vrugt en al wat men daar van maakt werd gebruikt om de dorst te lessen, en de slym des monds te doorkerven, en de hitsige maag te koelen. De paarlen en korallen smelten in het sap, en hier maken de Chymisten een valsche Tinctura Corallorum van. |
|