LXXV. Hoofd-stuk. Becabunga, Water-pungen, Beek-pungen, ofte gemeenlyk Beke-boom genaamt.
DE Beke-boom is een bekend kruid, in Holland, Friesland, enz. wassende in de Slooten, en ontrent alle soete Water-kanten. Des selfs steeltjes zyn rond, matig dik, ligt brekende en lyvig, hebbende veele takjes en zyd-scheutjes: dese zyn begroent met dikke, breede, lyvige, donker-groene, aan de kanten min of meer gekartelt, gladde blaadjes, twee en twee over malkanderen staande. Tusschen den oorsprong der blaadjes spruiten gemeenlyk twee dunne steeltjes, met verscheide kleine vier-bladige blauwe bloemtjes verciert, waar na de platte zaad-huisjes volgen. De wortel kruipt voort in de aarde of wateren, is wit, en met veselen begroeid, hier uit schieten verscheide nieuwe scheutjes voort. Dit kruid kan de strenge Winter verdragen; en bloeijen de meeste Somer door.
Bestaat uit fyne doordringende en ligt vervliegende deeltjes, even als alle de soorten van Kerse hebben: werd ook nergens anders toe gebruikt, dan in de Scheurbuikige siektens, waar van men kooksels maakt, of men set de selvige op Wyn: om zyn fyn zout, doorsnyd het niet alleen alle slymige vogten der maag en darmen, maar ook des bloeds en andere sappen: verwekt de stonde-vloed, geneest de Vryster-siekten, slymige Water-sugten, Geel-sugten, enz. voor deselvige siekten mengen het sommige onder de Salade.