LXVIII. Hoofd-stuk. Avena ofte Haver.
DE Haver is de Tarw van Bladingen, steelen en knopen seer gelyk, komende ses, agt ofte tien steelen uit een saadje, ses ofte seven spannen hoog; boven de top van yder komt een riet-pluim, hebbende verscheide bloemtjes, uit den groen-gelen, welke eindelyk in beslotene en puntige bolsters haar langwerpig zaad ofte Haver voortbrengen, zynde nog met verscheide schubbetjes bekleed, staande yder op een steeltjen: de wortelen zyn veselagtig en dun, en dese Haver noemt men witte en swarte tot onderscheid.
Nog is 'er een Haver, dese ganschelyk gelyk, uitgenomen dat het zaad naakt is, en in geen bolsters besloten, en daarom naakte Haver genaamt.
In de Lente op vogtige Landen gesaaid zynde, brengt die in de Oogst-maand haar ryp saad voort.
De Haver heeft een verspreide aare, met smal saad en lang, nu naakt en dan met een dikke bolster bekleed, hebbende twee zaadvertrekken, en werd hier door van het andere koorn onderscheiden.
In de Genees-kunde maakt men Pappen van Haver-meel, om op eenige geswellen te leggen, op dat die tot etter werden en rypen. Doctor Willis schryft in de Tering een Haver Pap voor, waar van men in myn Practyken sien kan. De Gort daar af, of desselfs meel, gekookt in Soete-melk ofte Water, doet de Buik-loop ophouden, sonder verstoppingen te maken: deselvige is een goed voedsel: daar-