XLVIII. Hoofd-stuk. Armeniaca Malus, Abrikose-boom, vroege Persik.
DEse boom werd meest aan de muuren en schutsels geleid, om te beter son te vatten, maar groeijen, alleen staande, tot een vry hooger boom: welkers stam dan heel dik werd; dan sy werd meest op pruimen geënt; de bladen zyn breed, byna rond, dog spits toeloopende, en om de rand geschaart. De bloemtjes zyn vyf-bladig en wit. De vrugt is (zynde een soort van pruimen) rond, geelagtig, ofte roodagtig, dat is hoog geel, na den Orangien hellende: sy wassen middelbaar klein, ofte bijna soo groot als een Persik, zynde min ofte meer donsig. Aan d'eene zyde hebben sy van haar begin tot haar onderste punt, een voore ofte klove, gelyk de Persiken: sy hebben binnen in haar een steen, de Pruim-steen byna gelyk, vry groot, met een bittere korrel daar in. De vrugt is aangenaam van smaak. De wortel is van hout, en