Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
over malkanderen staande blaadjes, die niet spits toeloopen: aan het eind deses steels zyn een ofte twee klawiertjes. De bloemtjes zyn purper-verwig, van onderen tot boven, nevens de steeltjes der bladeren, voortkomende. De Hauwtjes zyn mede klein, dog ronder als de Vissen, hebbende ses ofte seven ronde, donker bruine en harde erwtjes, kleinder dan de erven. De wortel is dun en veselagtig. De kleine Krok is het voorgaande seer gelyk, maar is kleinder, hebbende ook aan yder ribbe meerder blaadjes; welkers bloemtjes wit zyn, met lange steeltjes, vyf of ses by malkanderen op een steeltje; waar na kleine en korte hauwkens volgen, vervult met twee, dry ofte vier ronde, bruine erwtjes. Men vind se veel onder het koorn, het welke sy omvlegten, bewinden en met eenen verdrukken: het bloeyd in de Somer. Het meel deses Krok dient in vermorwende Pappen gedaan. Het geheele gewas werd van de Land-luiden, nog groen zynde, uit getrokken, en des Winters aan de Koeijen en Paarden tot voedsel gegeven. De Erwtjes selfs dienen om de Duiven te voeden en te lokken. |
|