XXXV. Hoofd-stuk. Anethum ofte Dil.
DE Dil regt sig om hoog op, met een ronde, groene, mergagtige gekoopte steel, hebbende groote bladen, elke in fyne draden gespout zyn, even als die van de venkel, maar minder groen. Op haar top komen hare kleine geele bloemtjes, kroons-gewyse, waar na een rond, plat en bruin zaad komt te volgen. De wortel is dun, sig in verscheide veselen splitsende. De bladen, bloem en zaad zyn sterk van reuk.
Het werd hier in de Moes-hoven van zaad voortgeteelt; het zaad werd na vyf ofte ses Maanden ryp, en zaaid ligtelyk zyn selven voort: maar het kruid vergaat tegens de Winter. Men segt dat het zaad van de vogels niet gegeten werd.
Het zaad in melk ofte bier gekookt, opend de melk-buisjes der mam-klieren, waar door veel melk voortgebragt werd. Het kooksel daar van verdryft de buik-pynen, en winden der maag en darmen: breekt en verteert de slym. Ten dien einde maakt men daar ook darm-speutingen van: het doet mede de stonden voort-setten en verwekken: en men