Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
is een en het selfde gewas. Dese Pruim-boom wast vry lager dan de tamme Pruimen, want veele by een geplant, konnen gevoeglyk voor een hage verstrekken. Uit de wortel schieten veele takken en kromme rysen, met harde, scherpe doornen uit, een ofte twee by malkanderen. De bladen zyn de gemeene tamme Pruim-boom gelyk, maar veel kleinder harder, meeder, en smalder. Het hout is seer hard. De bloemtjes syn wit van blaadjes, met eenige draadjes in 't midden. Na de bloemtjes volgen kleine uit den blauwgroenen gekoleurde Pruimtjes, syn rond, met een Steentjen daar in, van een seer wrange smaak. De wortel is vry taey, sig verre uit verspreidende. Sy wasschen soo hier in Nederland in 't wild, op onbebouwe, ruwe plaatsen, en op de kanten van de Akkers, Het werd voortgeplant door zyn Steentjes, en door de scheuten, die uit de wortel voortkomen. Het bloeid in Gras-maand, en in 't begin van Herfst-maand syn de Pruimtjes ryp, in Hoven geplant werd de vrugt groter en 't boomtjen weelderiger. Dese Pruimen droogt men, en men bewaartse tot zyn gebruik, welke met koken weder opswellen. Uit de selvige werd mede een sap geperst, of gekookt, welker vleis men dan door een haire teems met een houte lepel vryft; doende dan by yder pond van dit vleis twee pond Suikers, dat tot de dikte van een Electuarie, ofte geyl gekookt werd, waar toe de onrype best syn. Het is dienstig in alle buikloop en Vrouwe witte en roode vloed: van binnen daar van een weinig ingenomen met wat Diascordium ofte yets anders dat bequaam is. Dese Pruimtjen konnen ook vogtig en droog geconfyt werden, als mede met Suiker gekandelizeert. Uit het kooksel van de versche of gedroog- | |
[pagina 21]
| |
de Pruimen mag men een Pap maken, en leggen die warm op de uitgesonken aars-darm. De gelei daar van gemaakt en met eenige Wyn of Brandewyn gemengt, suivert het bloedige tand-vleis: van het selvige kan men ook mond-spoelsels maken, voor die gene welke na de ingenomen quiksilver moeten quylen: waar toe men mede de schorsen van de wortels kan gebruiken. Van de bloemtjes maakt men een Syroop, die men segt dat een los-lyvigheid des buiks veroorsaakt. |
|