onderen tot boven toe heeft men bladeren en blaadjes vry breed, dog gesnippelt, welke in 't eerst groen zyn maar werden allenxkens witter, voornamelyk van onderen: hebben een soetagtig bitter, dat is, het welke niet wreed is, gelyk dat van de gesegende distel. Aan de bovenste takjes komen de veselagtige kleine knopjes ofte bloemtjes geel van koleur, waarna het Saad volgt, sterk van reuk, dat sig selven said. De wortel is veselagtig, sig tamelyk wyd verspreidende. Het kruid met de wortel blyven de winter gemakkelyk over, en werd van planten gereeds in de Lente of Herfts voort gepoot.
Den Alsem is een knop-dragende plant, welkers bloemtjes naakt syn, de struik onbepaalt wassende, met gryse bladen, en groote bitterheid.
Sy wast veel op dorre, onbeploegde en Heiagtige plaatsen in 't stigt Uitregt en Zeeland, buiten Haarlem en Naarden. Sy staan gaarn in een vrye logt, wel ter Sonne staande. In de Hoven geplant koomt sy weelderiger voort, dan in 't wilde, want sy dan vetter bladeren krygt. Sy bloeyd in de Hoy-maand en Oogst-maand, en geeft veel Saads.
Sy is redelyk verwarmende en doordringende, want de reuk deeltjes van Alsem is den dienstig tot verscheide innerlyke gebreken, voornamelyk die uit te veel slym ontstaan; en daarom gebruikt men die veel in koude en slymige magen, en in luiden die te weinige en te dikker gal hebben: dat is voor luiden, welke van te veel gal klagen, en egter te weinig gal hebben, siet hier van in myn Institutie. De selvige maakt ook eenigsins den buik week, en daarom dienstig voor hard-lyvige. Alsoo dit kruid door syn bitterheid de deeltjes des bloeds op een gants andere wyse verstelt en verplaats, is de selvige ten hoogsten nut in alle gaande en komende koorsen, die door dit kruid, als mede door de gesegen