ken ik geen gal; soo neem ik dan de stoffe die de huid geel maakt voor geen gal, maar voor een geele slym. Ten is geen gevolg, dat al wat geel siet, gal is, maar het is een slym die eerst wit was, en daarna geelder wierd door den ouderdom: Ook alle witte slym gesien zijnde door tussen komste van iets niet klaar doorschynings, gelijk de opperhuid is, vertoont door de refractie van het ligt een geele koleur: want als ik wit papier, of iets anders dat wit is, door een niet al te klaren glas sie, sal het soo wit niet schynen, maar geelder. Ten anderen is de regte tincture van een gesond bloed, ik laat staan een ziek bloed niet rood, wanneer het met water vermengt werd, want dat water sal uit den rood-gelen sich vertoonen. Het sy dan hoe het sy, ik leg dat uit het vorige bewys blijkt, dat het bloed traag loopt, dik en slymig is, en dat sulx door de huid een geele koleur vertoont. En dat dese slym de kliertjes van de huid verstopt blijkt uit de jeukte, en dat die verstopping ook in de spieren is, blijkt uit de loomigheid, want die konnen dan soo vaardig niet bewogen werden als wy voren hebben gesegt van de beweginge der spieren. Dat nu'er geen gal gemaakt werd, en by gevolg niet gescheiden, doet veel om geen goede gyl te maken, want de vlugge deelen van de gal deden seer veel om het suur van de maag-gest, die onder de gyl was, ten onder te brengen, of soodanig te verstommen, dat het niet kan op klimmen. Evenals het suur en het alcali vereenigt en na de grond toe sinkt.
Dit sy dan genoeg van de geelsugt. De andere siekten der lever zijn geswellen, verstoppingen, versweringen, maar wijl ik daar na sal handelen van de geswellen, sullen wy'er hier een speltjen by steken.
Wanneer ons bloed te grof is en te dik, kan het wel gebeuren, dat als het selve in de milt komt, door de slag-ader in de kleine milt kliertjes van zijn water beroofd werd, (dat door water-vaten na de gyl-