| |
XV. Hooft-Stuk.
Van de qualen die men gemeenlijk het herte toeschrijft.
TOt de hert-siekten behooren de hert-klopping, hert-beving, ongeregelde pols-slagen, flauwten en qualykten.
De oorsaken tot een hert-klopping zijn eenige vleesige uitwassen aan 't hert, oft slag-ader, steentjes, beentjes, kraak-beenigheid der vaten, verdikt en gerunnen bloed: trekkingen en convulsien van het hert.
De Hert-kloppinge schynt my niet anders te wesen dan een felder beweginge des herts, die door dese of gene oorsaak veroorsaakt werd.
Ik bevinde dat dese quaal menigmaals komt uit een vreese, by voorbeeld ik ben een Doctor, die niet al te stout is, en heb het ergens mede verpeutert, en werd by de Koning van Vrankryk daar over ontboden, soo sal het gebeuren dat ik door angst en vrees in een hert-klopping verval. Dit geschied alleen hierom, om dat de deelen die tot de stoutheid anders behooren opgespannen te werden, geen behoorlyke sappen krijgen, welke egter niet stil konnende staan, na de binnenste deelen vloeijen en een grooter beweginge ontrent het hert en andere deelen maken. Want dewijl in de hert-klopping een grooter beweging is, moeten daar ook | |
| |
meerder bewegende vochten vereist werden, die dan niet alleen het hert, maar ook het bloed geweldiger omvoeren. Doch dit geschied niet altijd, want het is gebeurt dat ik iets begaan hadde, gelyk men in sijn kinderlijke jaren wel doet, en hebbende gegeten of iets gedronken dat mijn geesten en sappen vloeibaarder maakte, ik noch beschaamt wierd, noch hart-klopping kreeg, en daarom zijn dronke luiden stouter als nugtere, want de overvloed van dese sappen liepen niet alleen na het hert, maar ook na die deelen die ymand sterk en stout maken.
Wanneer het nu gebeurt dat'er in het hert steentjes, beentjes, wormen of iets diergelijken is, konnen zy uit het hert niet wel geraken, waar door de zyden van het hert geduirig werden aangeprikkelt, en de sappen tot grooter beweginge aangeport. Even als wanneer een swaare klok, die maar door een man getrokken werd, en weinig geluid kan geven, door een tweede en derde man verwakkert werd: nu dese sappen in de veselen van het hert overvloediger komende, moeten ook een overvloediger uitspanninge en toenypinge geven, dat het hert in plaats van zijn ordinare bewegingen doet kloppen, voornamelijk als het hert met gerunnen bloed vervult is, en uitgeset werd, soo slaat het tegens de ribben aan, 't welk dan dikwyls gehoort werd.
Van gelijken als'er in de vaten van de long oft groote slag-ader kraak-been gewassen is, oft wel eenig vleis, soo groeit het vat half toe, of het is ten minsten styver. Het bloed nu daar tegen aan botsende, geeft in dat styve lighaam een styver indruk dan dat het sagter was: dese styve indruk oft beweging aan de senuwen en desselfs sappen mede gedeelt werdende, werden gedwongen mede een grooter beweginge te maken, dat dan een hert kloppinge veroorsaakt.
Als de omloop van de vochten en 't bloed somwyls | |
| |
niet heel sterk is, is de klopping ook somwyls niet heel hard, maar soodanig dat mense niet en merkt, dog door dese of gene gelegentheid verhaast werdende, komt de kloppinge somwyls schielyk wederom.
Alsoo gaat het met de hertbevinge, die niet anders is, dan dat de behoorlyke mechanische beweginge by beurten vertraagt werd: Even als wanneer der eenige steenen in een riool leggen, sal het water daar niet met een egale en gelijke beweginge door passeren, gelijk als wanneer daar geen steenen in de weeg waren; alsoo dunkt my dat het verstand my leert, dat'er eenige tegenstand geduirig moet zijn in de beweegveselen van het hert, waar door de zenuw-sappen geduirig belet werden ordentelijk door te vlieten; want dewijl der elders eenige tegenstand is, moet de beweginge voor die tyd belet werden, om niet dan als by verposing en verletting door die pijpjes te vloeyen, waar door de spiertjes des herts gedurig sagjes op en neder bewogen werden. Even het selfde siet men in de lang gehalsde kannetjes uit welke als men vocht giet, niet egaal en ordentelijk daar uit gegoten werd, gelijk uit een pot oft wyde kan, maar het gaat met horten en stooten, klok, klok, klok, welker oorsaak de wederom tegen aan persende logt is, die daar soo ras niet kan indringen als het vocht daar uitloopt.
In 't aankomen van een koors klopt en jaagt het hert menigmaals, gelijk men segt; daar van mein ik de oorsaak dese te wesen, dat namelijk het bloed in de koude van de koors gans dik is, dat om sijn dikte een grooter beweginge het hert en des selfs sappen overbrengt, waar door die sappen meerder vloeyen, en by gevolg het hert meerder doen bewegen en jagen. Evenwel om dat de zenuw-vochten niet al te gereed zijn om te vloeyen, gebeurt het dat de beweginge al trillende en kloppende gaat.
| |
| |
Nu dienden we wel over te stappen tot eenige onderscheiden van polsen, wyl die van het hert en des selfs sappen afhangen, even als een rad van een Horologie van een horologie afhangt.
De pols oft slag-ader-slag is een beweginge, waar door men met tasten van de hand weeten kan, hoe het met den omloop des bloeds en andere sappen gelegen is. En dese is verscheidentlijk, hoese in de gesonde geboren werd hebben wy in het eerste Deel geleert; maar hier sullen we alleen maar spreken hoe men se in de ongesonde vind en watse beduiden. Wijlse dan in de gesonde matig moet slaan, soo moet des selfs slag in de ongesonde of te groot of te klein zijn, dat is ook te veel of te weinig, te ras of te traag.
De verscheidentheden van de polsen in siekten moet eens-deels afhangen van het bloed, anderdeels van de zenuw-vochten, maar dependeren gemeenlijk van beide te gelijk. Wanneerse van het bloed afhangt, is het bloed te dik oft te dun, prikkelende en stekende. Wanneer ik de koors kryg, is myn bloed seer traag loopende en koud, en by gevolg verdikt. Uit dit dikke bloed weinige senuw-vogten konnende gescheiden werden, moet ook de pols in 't begin zeer traag en loom zyn, de reden antwoord, om dat de slag-aders door de geesten oft senuw-vochten voornamelijk moeten bewogen werden; maar als de hitte komt, werd de pols rasser en harder, om dat het dikke broeyende bloed tegens de sijden van de arterien sterker werd aan geperst als te voren, waar door de zenuw-pijpjes werden aangevoert om meerder trekkinge en aanvloed van senuw-vochten te maken, dat de reden is waarom de pols meerder jaagt en snelder gaat; en 't geen hier een sterker en snelder pols is, was in 't hert een hert-kloppinge. Het bloed nu in dese vaten als gespannen zijnde, maakt de pols ook hard in 't slaan, even als | |
| |
een blaas met water of wind opgevult een veel harder gevoelen geeft in 't aanraken, als wanneer hy slap is.
De snelle pols is mede een soort van bevinge, om dat de geesten niet dan belemmert konnen doorstralen, even als ik in de hartbevinge gesegt heb, en is dikwijls niet sonder trekkinge verselt.
Een hart-kloppende pols heeft men niet alleen in de koors, alwaar se van zoo grooten verstoppinge niet af en hangt, maar ook in de ontstekinge oft inflammatien, alwaarse merkelijker gevoelt werd. Dit geschied uit dit fondament, dat'er in de fijnste vaatjes van de slag-ader daar de kloppinge in geschied een verstoppinge is, het bloed nu uit het herte van boven geperst zijnde, kan door dese verstoppinge niet makkelijk heen passeren, zoo dat des selfs beweginge, niet verder konnende gaan, als verdubbelt, en de slagader daar grooter en harder doet kloppen. De kloppinge is in 't begin nooit zoo hard als op het laatste, gelijk het ook in de koorsen niet en doet, want als de selve eerst beginnen is de verstoppinge kleinder als op het laatste, soo dat in 't eerst de slag by gevolg ook kleinder moet zijn als op het laatst, want de verstoppinge op het laatste vermeerderende, vermeerdert ook de wederom steut van het bloed, die, seg ik, de pols-slag verswaart.
Na de verscheidene gesteltenisse des bloeds werden ook de bewegende vochten verscheidentlijk afgescheiden, die of te weinig zijn, of met verscheiden wandeeltjes vervult, na welkers verscheidentheid ook de invloed verandert, en by gevolg de arterien verscheidentlijk bewogen werden: want het bloed eigentlijk doet niets of weinig tot de beweginge van de slagaders.
Alsoo seg ik dan mede, als'er elders verstoppinge is, dat het bloed de arterien en des selfs buisjes opvult en uitset, waar door noodsakelijk de spierve- | |
| |
selen en senuwen, die de arterie doen bewegen, verengen, en by gevolg hare senuw- oft bewegelijke-sappen, niet behoorlijk konnen door laten stralen, en tegens de verenging van de verengde pijpjes aanbotsende, moeten die sappen een weinig te rug steuten, welke de pols-slag verdubbelt, niet eens maar somwyls twee dry en viermaals.
Nu een tragere en bevende pols komt van een tragere invloed deser fijne en geestige sappen: want als het bloed traag loopt, tay en lymig is, en voorts niet broeijend, konden daar ook weinig vochten in de hersen-kliertjes afgescheiden werden, waar door de slagaders traagjes moeten bewegen.
Item als men het kostelyke bloed te veel door ader-laten als anders geplengt heeft, werd het bloed waterig, waar uit mede weinig geesten voortkomen, en een slappe pols doen gewaar werden.
Sulx siet men in flauwte, in welkers grootste graad, de pols dikwyls heel weg is, om dat het bloed na by het stil staan is, en by gevolg ook de bewegende hersen- oft senuw-sappen, want dese moeten uit het bloed, als uit een moeder, geboren werden.
In de Geelsugt is mede de pols de hardste niet, om dat al daar een geele lymige slym is, die het bloed soo vast aan malkanderen houd, dat het onmogelyk is, dat'er veel geesten souden uit voortkomen. En sulx moet men mede uit d'andere polsen en siektens waarnemen.
Voorts lyden de slag-aders somtyds trekkingen en convulsien, waar uit een wanorder ontstaat: Dese geschied wanneer het hert oft slag-aders door trekkingen toe geknepen werd, dat'er in eenige pols-slagen geen bloed uitgespeut werd, waar door de pols eenige malen moet op houden, en dan weder slaan, en dese is mede na de verscheidentheid der trekkingen ook verscheiden, want somtyds houd de pols lang op; somtyds slaat hy eens, twee maals, dry- | |
| |
maals &c en dan houd hy wederom op; en dese ophoudinge is of gelijk of ongelijk van tyd, na dat de convulsie gelijk of ongelijk is.
Als'er een gulp bloeds uit het herte gaat, soo ontstaat'er eerst een harde pols, de tweede wat flauwer en de derde noch flauwer: Dit geschied om dat de geesten, die de beweginge maken, eerst grooter kragt moeten doen, om dit bloed voort te persen, welk bloed in veelheid allenxkens verminderende, de beweginge der geesten en pols allenxkens vermindert, en dese pols noemense Myurus oft Muisen-staartige pols, om dat hy allenxkens als een Muisen-staart afgaat.
Dese Polsen met trekkingen, gebeuren veel in stervende en die groote pynen hebben. De reden van de trekkingen sullen wy hier na afleggen. En dit sal genoeg zijn om de leere der polsen te verstaan.
De Chinesen weten uit de polsen groote teikenen, en dat sonder missen te seggen, wat ymand scheelt, sonder met ymand te spreeken: Het is gelooflijk en het bestaat in reden, dat, na dat den omloop des bloeds, en de vloeyinge der sappen op dese of gene wyse beledigt zijnde, de slag in de pols verscheidentlijk kan beledigt werden; dese maat nu van 't kloppen der slag-aderen hebben zy van jongs aan leeren kennen, soo dat als sy oud geworden zijn, die maten beter weten by 't gevoelen, als een blinde met zijn stok te voelen en te tasten weet wat hy gevoelt.
De flauwten, hert-vangen, en 't gans van zijn selven leggen, verschelen alleen in graden van malkanderen, dat d'eene namelijk swaarder is als d'andere, want in d'eerste graad is men alleenig benauwt, maar in de laatste weet men van zyn zelven niet, ja somtyds werd de pols gantschelijk niet gevoeld.
D'oorsake derselve is maar alleen een verminderde loop des bloeds en senuw-vochts, waar door die dee- | |
| |
len niet werden bewogen, die tot sulke bedieninge waar te nemen, gestelt waren.
Het bloed kan menigmaals om zijn dikte en weinige invloeying der geesten niet door de longe in het hert en slag-aders gedrongen werden: hier dan soo traag loopende, komt'er niet genoeg in de hersenen om de senuw-vochten af te scheiden, door welkers gebrek ook de beweging des herts en polsen moet stil staan, of ten minsten vertragen; wat gebeurt'er dan anders, als dat alle deelen op malkanderen toevallen en neersijgen, dat men flauwten of van sich selven vallen noemt.
Door vreese, angst, schrik en diergelyke werden de senuw-vochtens beweginge dikwyl soo ontstelt, dat de slag-aders en selfs het herte soo getrokken werden, dat het bloed moet stil staan, waar van de hersenen berooft sijnde, geen nieuwe geesten geboren werden, en bygevolg voortgebragt werd, 't geen boven gesegt is. Soo dat dese siektens nergens anders van daan komen als uit een vertraagde omloop des bloeds, en by gevolg der geesten.
De stank van doove kolen, doet niet alleen sommige qualijk werden, maar selfs ook stikken, om dat des selfs swavelige en suire uitvloeisels de logt vervullen; soodanig, dat het gene, 't welk ons bloed ontsteekt, zijn kragten geboeit is, de stoffe dan die tot den adem vereist werd ontbrekende, stolt terstond het bloed, en soo se lange in soo een logt blyven, stikken zy, maar als mense in een verse logt brengt, ademen zy terstond en bekomen wederom, of men houd'er wyn of azyn onder de neus, om dat des selfs vlugge deeltjes de swavel deeltjes omermen en de logt suiveren, en ten anderen en ook by gevolg het bloed ontsteken en toegang van een verse logt geven.
Aldus vervallen sommige mede door reuk van muscus, zivet en diergelijke riekende dingen in een | |
| |
flauwte; om dat haar bloed voor eerst by na aan't stollen is, en als de logts-deeltjes door de swavelige uitvloeysels overrompelt zyn, konnen se mede niet ademen, en vervallen in flauwten. Dit zy dan genoeg om dese verschynsels te verstaan.
|
|