| |
XII. Hooft-Stuk.
Van de Speeksel en Ziekten die in de Maag-gesten vertoont werden. Item van die geen honger krygen. 't Beswaren der spijs, oprupsingen, walgen, braken, de sode, wratig eten, maag-pijn, valse honger.
GEsien hebbende wat het bloed in sijn vaten geschied aangaande de koors, moeten wy ook eens kyken, wat ontrent de verscheydene afscheidingen der vochten geschied en voor eerst willen wy iets van het speeksel seggen, 't welk somtyds te dik is, en somtyds in te grooten menigte uitgespogen werd | |
| |
Wanneer het speeksel die dikte heeft dat het niet makkelyk kan gescheiden werden, heeft men een geduirige dorst: en dit komt of om dat het met de deelen des bloeds te vast gestolt is, soo dat het daar te gelijk mede stremt, en onder het gestremde bloed besloten is, soo dat'er door de speeksel-buisen niet dan een lymagtig vocht gescheiden werd, dat wy in de koortsen Sprouw genoemd hebben.
Of de waterige speeksel-deeltjes zijn om eenige menigte soute deeltjes geslingert, waar door de water-slangetjes werden dik gemaakt, en by gevolg ook swaarder, waar doorse eensdeels, om de dikte, door de speeksel-pijpjes passeren, en anderdeels, datse om de swaarste trager bewogen werden.
Dit speeksel soo dik zynde, verwekt in onse mond een droogheid en lymigheid, met een wansmaak van spys en drank; want de pijpjes van de tong zyn met dese lymigheid beset, en ten anderen konnen de drooge spyzen door gebrek van goed speeksel niet gesmaakt werden, om datse in dese dikke speeksel soo wel niet konnen smelten als in de dunne, want als de tong niet lymig is, en het speeksel goed, konnen de smaak-deeltjes in de tong dieper indruk in de tong-senuwtjes indrukken.
De tong met soo een speeksel beset zynde, maakt dat de drooge spijse als een hout ofte kool stronk smaakt, alleenig maar, om dat de fijne smaak-deeltjes door de lymigheid der tong niet konnen doordringen. 't Gebeurt ook wel dat alles bitter schijnt watse smaken, om dat de speeksel-deeltjes door een broeyende hitte des bloeds van een ongeregelder figuur werden alsse behooren te zyn; item datse door die hitte sig met andere deeltjes soo verknoopen, datse mede ongeregelt van figuur werden, en dat dit geschied, siet men wel uit sommige bedorven kaas en appelen, ja in aangebrande spijs, welke door de veranderinge van figuur en verknooping met andere | |
| |
deeltjes, ons een bittere smaak geven. Even, seg ik, is het mede het speeksel, 't welke op diergelyke wyze bitter smakende, ook al het gene wy smaken, bitter doen schynen.
Alle suire vogten zyn gemeenlijk beter van smaak, om datse door hare snydende puntige deelen de taye vogten van het speeksel doorsnyden en tot de grond van de tonge doordringen, waar van de senuw-tepeltjes der tong beter de regte smaak gewaar werden.
Dit speeksel met de tong om de lippen gevreven, maakt dikwijls seere lippen, voornamelyk als de koortsen een einde sullen nemen, om dat dit speeksel door sijn corrosijve scherpigheid tot in de kliertjes van de huid doordringt, desselfs vogten stolt, waar uit geswelletjes en etter voortkomt: ja selfs als iemand na het eten van soute kost dorst heeft, en sijn lippen met dit speeksel vrijft, zal hy menigmaals die schurfdigheid aan de lippen krygen, want de zoute deeltjes zijn door het lang tegen een wryven in 't bloed, meerder geslepen, waar doorse scherper werden, en by gevolg beter door het dunne huidje der lippen konnen uitgedreven werden.
Dit speeksel werd somtijds in te grooten menigte uitgeloost, of om dat het te dun is, of om sijn menigte, of dat de speeksel-buisen te wijd zyn.
Die te weinig bloed hebben, zijn dikwijls niet heel dorstig, want dewyl de speeksel dan te waterig moet zyn, werdse ook ligt door de speeksel-buisjes heen geperst, en die hebben menigmaal geen gebrek van speeksel.
Wanneer men een menigte bier of thee gedronken heeft, zal men gemeenlyk veel speeksel hebben, dat ook goed is, want wijlder uit die drank veel fijne deeltjes tot speeksel gemaakt werden, moet'er ook veel speeksel voor den dag komen, voornamelyk als het water weinig styve zoute deeltjes vind, om welke zy anders omslingeren. | |
| |
Het gebeurd ook wel, dat na de Sprouw de speeksel-buisjes te zeer open gerekt zyn geweest, en haar behoorlyke engte niet meer krygende, laten een overvloedig quyl uitsyperen, welke vloed men Ptyalysmus noemt.
In de maag heeft men ook verscheide siekten, als dat men geen honger heeft, of de spyse beswaart en langsaam verteert werd, bedervingen van spys, geduurige opruspingen, walgen, braken, de sode, wratig eten, maag-pyn, valsen honger en diergelyke.
Wanneer het vocht dat door de maag-klieren moet door-syperen te dik is, werden de maag-klieren verstopt, waar door niet dan een taye slijmigheid door-sijpert, dese om sijn taye deelen niet genoegsaam bewogen werdende, geeft ook geen de minste prikkelinge in de maag, dat ons anders een denkbeeld van honger bybracht, dit dan niet zynde, soo gevoelen wy geen honger, en de spijse werd beswarelijk verteert, in welk geval menigte gaan quynen.
Soo dit vocht nu eenige suirigheid meer by sich heeft, hebben we maar een kleinen honger, en sijn haast verzadigt; en wyl de deeltjes door malkanderen meerder konnen bewogen werden, verteeren sy noch eenigsins.
Die dagelyks veel suir eten, gebeurt het datse een suir geduirig in de maag hebben, 't welk vele spyzen in een suir verandert, en zoose veel vet eeten, werd dat suir wel gedempt, maar de fermentatie werd gesteurt, en de spyse bederft, waar door sy schijnen iets op te ruspen als of het verdorven eijeren of iets diergelijks was: met een woord, het is verdorven en verrotte spijs, want se komt menigmaal na het brassen, als men de maag te veel overladen heeft, en de suire wijntjes te veel gesnoept, want de menigte van dit suur overweldigt het Alcali, 't welk dan sijn wiekjes niet konnende roeren, onder het suir als in de boeijen geknevelt legt. Dit suur dan d'overhand heb- | |
| |
bende, doorhakt en kerft wel alles wat'er by en ontrent is, maar alles gaat soo sagt noch soo liefelijk niet toe, als wel in een behoorlyke fermentatie der spijs, daar alles tot een volmaakter staat komt, en na proportie de suure deeltjes van de oliachtige omhelst werden, welk suur te veel zijnde, een stank en bedervinge van sich geeft. Een suur sap uit het Pancreas kan mede veel doen, wijl het door een convulsie in de maag kan uitgeloost werden.
Wanneer in plaats van een goede gest een dikke slijm uit de verstopte maag-kliertjes uitsijpert, gebeurt het dat na het gebruik van warme dingen, of als de spijse moet gegest werden, eenige opruspingen en winden, als men die noemt, voortkomen: dit geschied om dat door de gestinge en warme dingen die slijm tot blaasjes werd, dat is de gestende of heete dingen om hare werksame deeltjes, door de slym heen dringende, werd weder van de slijm rondom besmeurt, zoo dat de werksame stof rondom in de slijm beset is. Dese werksame deeltjes onderwylen niet ledig zynde, werden door de subtyle materie, die door die slijm niet kon uitgesloten werden, geduirig bewogen en uitgeset; dese uitsettinge geeft een opswellinge of moeyelijkheid in de maag. Soo dese uitgesette slijm-blaas dan te breken komt, gaat de logt die daar in besloten was, ter kelen uit, en het verligt de maag.
Dese slijm komt uit het bloed, welke niet anders is dan een gestremt jeu-sap, die door koude komt te stollen, dat is, dat de deeltjes, welke behoorlijk mosten bewogen werden, meerder aan malkanderen geperst wierden. En dit is klaar in de jeu-sappen van gekookt vleis, want soo lange sy warm zijn, zyn sy vloeibaar, maar koud geworden, stijf. Dit komt nergens anders van daan, als dat dese vleis-sappen, soo lange als sy in beweginge door het vuur werden gehouden, de deeltjes onder malkanderen beter ver- | |
| |
schuiven, maar dese bewegende deeltjes vervlogen zijnde, is de jeu stijf, om dat de persende hemels-balletjes d'overhand krygen. Dit taye en lymige vogt dan in het bloed in overvloed zynde, verstopt dese kliertjes, soo dat daar die deeltjes, welke door die kliertjes behoorden af te scheiden, om dat het lymige bloed te seer in de boeijen is geraakt, of soo het daar al is, niet door de verstopte klieren kan afscheiden.
Die veel suur in de maag hebben, 't zy door dien een suur Pancreas-sap geduirig na om hooge komt, door het dragen van een kind, want dan werden de ingewanden meer naar om hoog geperst, en dit vogt werd gelegentheid gegeven om in de maag te vloeijen Of dat het anders door trekkingen daar in geloost werd; of dat men te veel suur gegeten heeft, en dat dit suur door eenige werksame deeltjes, als vet, tabak, brandewijn wijn, aan 't woelen raakt, en nauwelijk om de spijs of anders niet uit de maag kan geraken, krijgt men menigmaals eenige opwalmingen, die als een kokende suirigheid schynen, het welk men de Sode noemt, om dat die vogten als schynen op te sieden; want men heeft zelden de zode, 't en zy in de maag iets komt dat het suur aan 't werken brengt.
Na het eten werden sommige in de maag van het eten beswaart, voornamelijk alsse een glaasje wijn gedronken hebben. Dit komt, mein ik, dat de gest in de maag veel slymige deeltjes by sich heeft, die door de werksame deeltjes der spijse en drank werden uitgeset, en menigte onsichtbare blaasjes maken, welke de maag uitsettende, ons een moelijkheid doen gevoelen. Ook werden wy op die tijd slaperig en dodderig, om dat de doordringende deeltjes van de gyl, het dikke bloed mede aan het rasen en loopen helpt, 't welk soo ras door de kleine pijpjes om sijn dikte niet kan loopen, moeten de pijpjes uitgeset | |
| |
werden, waar door een drukking volgt, en by gevolg konnen de herssen-vogten niet wel vloeijen, waar door een slaperigheid volgt.
Het walgen en braken schelen maar in graden van malkanderen, en hangen af van een quade gest, of van een onbehoorlyke invloed der geesten. Wanneer der in de maag soodanigen slijm werd gebooren welke prikkelende en stekende deeltjes heeft, en door de subtyle materie tegens de zijden van de maag werden aangedreven, geschied in desselfs zenuwachtige deelen een beweginge, door welke de zenuw-vochten in een onbehoorlyke menigte na dat deel vloeijen, en 't zelve eerst wel zagjes doen bewegen, en als een poginge tot braken verwekken, dat men walgen noemt; maar zoo dese beweginge noch grooter werd, werden de veselen der maag soo te samen getrokken, datse met een geweld uit-nypen 't geen daar in was, 't welk na boven of na onder gaat, of wel op beide plaatsen gelijk: als de stoffe na boven gaat, noemt men het braken, anders werdse van onderen uitgeloost.
Als de groote beweginge der zenuw-vochten de maag-veselen met een geweld op-spannen, werdense met bloed uit geset, waar door de veselen moeten korter werden, welke kortwerdinge oorsaak is, dat het geen de maag moeijelijk viel, uitgeloost wierd.
Als het somtijds onstuimig weder op zee is, heb ik veele Zee-siek sien werden. Ik meen dat dit komt dat de subtyle materie niet lijn-regt door ons lighaam en sappen heen kan stralen, want als het schip van 't Oosten na het Westen gaat, is'er een beweginge die de subtyle materie geduurig wederhoud om behoorlijk in onse pijpjes te vlieten, want ons lighaam verandert geduurig van plaats. Even als een ring die aan de solder met een touw af hangt, welke geduurig bewogen werdende, ik soo makkelijk met een stok door de ring niet sal konnen steken, dan | |
| |
wanneer hy stil was en van plaats niet veranderde.
Ten tweeden, wijl het onweert, drayt het schip dikwijls, en wijkt dan eens na het Noorden, en dan eens na het Zuiden, soo dat dit mede al iets doet tot de moeijelyke uitstrooming der subtyle materie. Wat werd hier dan nu veroorsaakt? Ik antwoorde, dat de geesten niet ordentelijk konnen bewogen werden, om de menigte eclipsen der subtyle materie. Want de subtyle materie die binnen het lighaam is, niet konnende behoorlijk uit-stroomen, om dat'er niets of weinig desselfs plaats inneemt, botsen geduurig van het eene deeltje op het andere, dat een sterkere beweginge maakt, en een walgen of braken verwekt, als voren gesegt is.
De Vrouwtjes eerst bevrugt werdende, komen mede dikwijls aan het braken: om dat het zaad van de man een evel aan haar bloed heeft overgeset, dat veel scherper is als het hare, waar door haar sappen een andere gestinge en geschiktheid krijgen. Ten tweeden werd de stoffe, die de stonden bevordert, op die wijse niet meer in 't bloed gebraght, en dat om de bevruchtheid, soo dat ook haar bloed deser stoffe ontrooft zijnde, sulken gest niet meer in de maag kan laten inglibberen als te voren: dese maag-gest eenige mannelyke evel by sig hebbende, beledigt door sijn scherpigheid de maag, waar door se, als voren gesegt, ligt aan 't braken en walgen geraken.
Sommige hebben een walg van 't eten alsse siek zijn, ja sommige wel alsse gesond zijn, sullen voor een spijse walgen en braken, of als sy die al gebruiken, daar siek en ongemakkelijk van werden.
Dit geschied om dat het speeksel andere figuuren heeft als dat van de walgelyke kost; want twee dingen die malkanderen niet en konnen smelten, zijn en blyven van een onordentelyke figuur, welke in onse tonge ingedrukt zijnde, een onaangenaamheid ver- | |
| |
toonen waar door dikwijls de zenuwen en desselfs sappen bewogen werden, de veselen des monds en maags doen opswellen en ons genegentheid van braken geven. Om de ongelijkheid der figuur konnen sommige de neus ontspringen, om dat door de sterker vloed der geesten niet altijd juist de maag, maar selfs het bloed tot een grooter beweging geraakt, en terstond door de nauwste pijpjes der neus niet konnende dringen, doet die open bersten, en het bloed uitsijperen. Andere werden haar mond daar van ontstoken, om dat die spijsen het speeksel soo veranderen, dat de figuuren overal indringende, om haar scherpigheid, alles dat'er by of ontrent is steken, waar uit convulsien en verstoppingen, die ontstekingen werden, onstaan.
Andere zijn weder vratig in 't eten, die men Koe-honger en Honds-honger noemt. Ik mein dat de oorsaak een al te scherpen suur is, zonder slijm, in welke de suurigheden, zoo door de warmte als door de subtyle materie, met een groot geweld heen en weder de spijse hakken en kerven, waar door die haast verteeren en uitgejaagt werden, na welke al weder soo veel suur in de maag sijpert, dat'er terstond weder een nieuwen honger ontstaat. Dit suur maakt dikwijls een groote stekinge in de maag, waar door of braken of hertvangen voortkomen, en dese siekten ontstaan menigmaal van het groot gebruik des suurs, waar door een waterige suure gyl werd, welke in 't bloed komende lichtelijk vergoort en weder in de maag sijpert, en een geduurige honger maakt.
Daar is noch een seker soort van lust of honger na dingen die men niet gewoon is te eeten, als tabax-pypen, styfsel, turf, krijt, sand en diergelyke.
Desen honger werd men gemeenlijk in de onbevruchten tegens de tijd van de stonden gewaar, om dat het ferment, daar we te voren van gesegt hebben, | |
| |
waar door de stonden quamen, dan in grooter menigte in het bloed wierden gevonden, dan wanneer sy eerst hadden uitgebloed, soo is't datse mede soo een gest in de maag krygen als'er in het bloed is; want na dat het bloed is gestelt, zijn ook de gesten der maag en der andere deelen gestelt: dese vreemde gest geeft ook een vreemde prikkelinge in de maag, waar doorse soodanige pijpjes in de herssenen openen, waar door men een begeerte krijgt om dese of gene dingen te eten die men niet gewoon is.
Het zaad der mannen verandert ook het bloed der vrouwen seer, waar door derselver gesten mede niet weinig veranderen, en de bevruchte vreemde lusten krygen.
Dit speurt men mede wel in sommige mannen en kinderen, die dikwijls de knersing van zand, kolen &c. geproeft hebbende, sig door een enkele gewoonte soo gewennen, datse het nauwelyks konnen ontwennen, even gelijk als men sommige luiden onder haar hoort redeneren een woord tot walgens toe repeteren, 't welk maar gedaan werd uit een aanwentsel.
Het kan ook gebeuren dat de kinderen na datse gespeent zijn, en vaster spijse leeren eten, haar gesten zeer veranderen, en dan krijt van de muur en diergelyke dingen eten, 't welk sy tot in haar ouderdom gewoon blyven te doen, dat soo wel in de mannen als in de vrouwen kan geschieden.
De mannelyke sexe heeft ook groote veranderinge ontrent haar veertiende jaar, als sy de vrysters na de hielen beginnen te sien, om dat haar zaad dan niet alleen grooter vigeur krijgt, maar het verandert de gest in de maag, en soo het gebeurt dat de prikkelinge van die gest een verbeelding van die of die dingen verwekt, vervallen sy mede tot dese onguure kost.
|
|