| |
| |
| |
XXIII Hooft-Stuk.
Van de Ziekten uit de Darm-gesten voortkomende, van de Gal, het Pancreas-sap, en wat gemeende Gal-siekten zijn.
NA de verhandeling van de siekten die uit een quade gesteltheid der Maag-gesten rijsen, geeft ons de order gelegentheid om mede van de siekten te spreken die uit de darm-gesten gebooren werden: onder dese zijn het sap dat uit de darm-klieren komt, van de gal en het Succus Pancreaticus, die na haar verscheide bedervinge, de mensch veel tormenten kan aandoen.
Het gebeurt menigmaals dat de spijs byna onverandert werd uitgeloost, dat ik Spys-loop noem, of dat sy in de maag en darmen, 't zy geheel of ten deele gegest is, maar alle van onderen af-gaat, sonder dat de gyl opklimt, Grauwe loop geheten.
In de Spys-loop is'er gebrek van gesten soo in de maag als in de darmen, dat uit d'onveranderde spijse genoegsaam blijkt, want de Maag en darm-kliertjes zijn soo verstopt dat'er niets kan uitsyperen, en sooder al iets uitsijpert, is het maar slijm, wiens deeltjes niet bequaam zijn om de spijs te gesten en tot een goede gyl te maken; want de bewegelyke deeltjes zijn in d'armen van de slijmige en takachtige soo geknevelt en geknelt, dat sy haar armen nog reppen nog roeren konnen, waar door de spijse niets kan aangedaan werden, en door de persinge van het uit- en in-ademen allenxkens het poort-gat uitglibbert.
| |
| |
Somtijds is dese verstoppinge in de maag en darm-kliertjes soo groot niet, soo dat'er nog eenige veranderinge in de spijs geschied, die dan tot een grauwe gyl veranderende, om sijn dikkigheit niet kan in de melk-vaatjes gedrongen werden, en werd by gevolg soo alsse is, uitgeloost.
Het kan ook zijn dat de maag- en darm-gesten redelijk gestelt zijn, maar dat de klieren in het darmscheil, door menigte kaas-deeltjes verstopt zijn, waar door de gyl niet konde gedrongen werden, nootsakelijk moet van onderen af-gaan. Misschien dat het lang vasten en versweeringe der darmen hier mede iets konnen doen.
Gebrek van gal, een al te suiren vogt uit het Pancreas, of gebrek van 't selve, spelen hier mede de baas geen kleintje; want als de gal en het vocht uit het Pancreas te weinig of t'onkragtig zijn, hoe kan door desselfs onkrachtigheid de gyl, die nog in de maag niet tot volmaaktheid gebragt was, wederom behoorlijk aan 't gesten raken? want gelijk niemand vechten kan 't en zy hy sijn tegenpartyder heeft, alsoo kan de gyl in de darmen niet meer rysen, 't en zy daar een behoorlyke gest gevonden werd: waar toe de gal met sijn loog en vlugge souten, en het Pancreas met sijn vlug speeksel suir, met een gest die uit de darm-kliertjes sijpert, vereist werden, welke benomen zijnde, de gijl tay en min vloeybaar moet zijn, soo datse door de melk-pijpjes niet kan op-komen.
Gelijk we gesegt hebben, dat in de maag winden en opruspingen ontstaan, alsoo werden die op d'eigenste wyse in de darmen mede voortgebragt, namelijk dat'er soo een slijm in het bloed is, die door de darm-kliertjes kan uitgeloost werden, by welke eenige gestige of warme dingen gemengt werdende, rondom beslijmt werd; dese werkende deeltjes onderwijlen door de doorstroom der subtyle materie | |
| |
aan het werken rakende, krygt de overhand over de persinge die de slijm, in welke de werkende deeltjes zijn, aangedaan werd; dese slijm onderwylen uitgeset werdende, geeft een last in de buik, maar brekende, werd de logt of wind uitgeloost, datmen winden noemt, en een makkelijkheid baart.
Het kan ook geschieden wanneer de darm-sappen te dik zijn, en niet makkelijk met de spijse vermengt, onder deselve, dat is, tusschen de darmen en dese slym, uit de darm-kliertjes een suur sap gekleinst werd; dat sap niet konnende door de slym heen dringen, werd allenxkens suurder en suurder, dat is, de suure scherpe deeltjes werden door de subtyle materie geduurig gins en weder gedreven, tegens de darmen aan, en verwekken door haar snyding een onlydelijke darm-pijn, gemeenlijk Colyk gesegt. Dit suur nu meester over de slijm werdende, set de slym uit, en doet die somtijds breken, waar uit, als boven gesegt is, winden, en by gevolg verlichtingen ontstaan.
Dat'er soodanige slym is, blijkt uit d'open gesnedene lighamen, in welke de darmen ook zijn opgespannen. 't Gebeurt ook wel dat het vuur niet alleen in de darmen is, maar ook ontrent het scheil en het net: want het bloed tot de verstopte darm-kliertjes door de slag-adertjes niet konnende passeren, moet stil blyven staan, dat'er dan na de stilstand een verstervinge volgt, is seker, want de stilstaande vochten moeten allenxkens verstyven, waar door niet alleen de darmen, maar ook het scheil en andere deelen, waar door dese vaten loopen, met vuur beset werden. 't En is geen wonder dat hier soo een verstervinge volgt, want alwaar soo een corrosiv zuur gevonden werd, moeten de deelen dood gebeten werden, waar door ook by gevolg het bloed noch zenuw-vogten konnen weg dringen.
Door dit zuur werden ook trekkingen gemaakt, | |
| |
want dit zuur in een gewoone beweginge zynde, set ook wel een grooter beweginge aan de zenuw-deeltjes over, waar door desselfs sappen ook tot een grooter beweginge werden aangevoert, welke grooter beweginge geen proportie met de ordinare hebbende, een trekkinge genoemt werd, welke sig dan als vliegende pynen door den buik vertoonen. De pynen konnen mede herkomstig zijn uit wormen, steenen, beenen, graten, spelden, verharde drek, te suuren drank of kost, een suur maag- en darm-gest, te suuren Pancreas sap en diergelyke.
In de darmen heeft men mede een ongemak van wormen van verscheide figuuren; want daar zijn heele lange, die groot spul maken, andere ronde als een spanne lang, een derde soort heel klein als mayen, die meest in den eindel-darm groeyen, en soo voorts. Hoe nu dese wormen aldaar groeyen, is de vraag? Die willen hebben dat alles uit eijeren voortkoomt, vinden sich hier in vry verlegen, want de waarnemingen niet getuigen dat hier eenige de minste eijeren zouden wesen, want indien dese wormen uit eijeren voortquamen in het lighaam, moesten dese eijeren eerst buiten het lighaam zyn, eerse in het lighaam konnen komen: en wyl men nooit gesien heeft dat'er sulke wormen buiten het lighaam groeyen, schynt'er een bewys te wesen datse dan binnen het lighaam moeten voortkomen.
We sien dat de kinderen, zoo ras men se van de moeders borsten speent, en vaster spijze gewennen te eten, dese quaal meest aantreft, daar na ook ouder persoonen, die meerder eten als se verteren konnen, en daar benevens ook vol slym zyn; wat sal ik dan hier besluiten, als dat dese wormen uit verrottingen voortkomen, en hoe dit geschied, heeft eerst myn Heer R. Cartesius ontdekt.
De geboorte dan van de wormen schynt aldus toe | |
| |
te gaan: wanneer de spijsen in de maag om haar al te slappen gest niet wel verteert werden, moeten zy noodsakelijk verrotten. Dingen nu die ligt verrotten, moeten bestaan uit ontelbare verscheiden soorten van deeltjes, welke verloren hebben 't geen haar tot een grootere trap van rypigheid konde brengen. De gist in de maag dan te swak zynde om alle hardere deelen t'ontbinden, knaagt, kerft en hakt echter daar soo lange op, tot dat de giftige deeltjens stomp en onmachtig werden om de fermentatie verder voort te setten; ondertusschen verliesense de fijnste deeltjens en vliegen weg, waar door te voren een lieffelijke beweginge, die men fermentatie noemt, ontstond, maar dese vervlogen zynde, werd het Alcali en het Acidum meester, dat is, se werden door de subtyle materie des logts, soo tegens malkanderen aangedrongen en gewreven, dat door haar groote beweginge alles los raakt wat'er in het rottende is, waar door het gene rot ook zachter en murwer werd. Dese deeltjens dan in de logt vliegende, geven ons een stank te kennen, om datse door hare te groote beweginge onse neus te seer aandoen: het welk d'eigenschap van alle verrottingen is.
De krachten nu van de gesten en geesten meest den hals gebroken zynde, hebben ook een mindere beweginge, welkers deeltjens meerder aan malkanderen geperst werden, en by gevolg tay en slymig zyn: dese slym raakt dan onder de rottende stof, en oversproeit deselve. De subtyle materie des lochts werd dan niet regulier door dese beide stoffen bewogen, maar door d'eene minder en d'andere meer, soo dat van binnen eenige ruimten werden gesmeet, want dese subtyle materie daar in geblixemt zynde, kan daar soo licht niet weder uit, soo datse sich geduurig uitbreid, en de stoffe uitrekt. Dese ruimten nu zijn of volgens de langte of volgens de dikte, doch dese | |
| |
beweginge moest geschieden volgens de langte, om dat de beweginge van die lighaamtjes de sterkste is: waar door d'uiterlyke lighamen, al persende, deselve dwongen, en aldus geschiede een bepaling volgens de langte; door dese dwang dan ontstond daar een nieuwe verplaatsing van dikke deeltjens, die de doortocht een weinig beletteden, om dat desselfs tegenstand minder was als de beweginge der fijne stoffen. Dese beweginge was oorsaak, dat'er menigte pijpjes gesmeed wierden, door welk de dunne deeltjens vloeiden. Dese pypjens wierden aan de einden scherp en puntig, om dat de beweging van de subtyle materie allenxkens verflaude. Ten anderen was de persinge van d'uiterlyke lighamen mede aan de einden niet minder als ontrent het midden, soo dat het eene eind van dese pypjes soo geperst werd, dat de verdere doorvloed belet werd, en by gevolg ook gedwongen werd niet wederom te springen, waarom een wormwijsige beweginge ontstaat.
Vorders zijn dese pijpjes juist niet alle recht-linig leggende, maar somwijls wat krom en vochtig als de slangen en aalen. De fijne deelen deser worm niet konnende juist altijd op eene plaats blijven, moeten noodsakelijk vervliegen, in welkers plaats door een kring-wyse beweginge weder andere stoffe moet indringen, waar door de worm voedsel krijgt en grooter werd, en dit is de worm-makinge.
Ik moet dit evenwel met een exempel van de padde stoelen en mosch wat nader verklaren: want gelijk als dese wormen uit geen eijeren wasschen, alsoo wasschen dese kruiden ook uit geen saad. Merk dan dat dese padde-stoelen oft mos noit en groeijen ten sy op aarde oft boomen die buiten op haar bast oft korst digt gesloten zyn, 't welk veeltyds uit de regen ontstaat, die de lymagtigste deeltjes doet uitsetten, en alle pijpjes verstoppen; maar egter om dat de subtyle materie de fijnste deeltjes van het hout, boom, | |
| |
aarde of iets anders geduirig beweegt, moeten de fijnste deeltjes die onder die lymige korst sitten, door het eene of het andere uitbersten, waar uit een pijpjen oft kanaaltjen gevormt werd: nu de fijnste deeltjes door dit kanaaltjen uitberstende, persen door een kring van lighamen, al weder andere deeltjes uit dat pijpjen, niet alleen fijne maar ook grove; dese aan de zyden van die slymigheid vast hegtende, doen buiten de boom oft aarde een lighaamtjen vertoonen als mosch of als een padde-stoel; na welkers verscheidentheit van deeltjes en beweginge verscheide mossen voortkomen. Ik mein dat dit exempel dan klaar genoeg sal zyn om het voorste te begrijpen.
't Gebeurt dat de wormen in de darmen als met heele klitten en klonten aan malkanderen hangen, om dat de slym die'er buiten om is, door het langduirig vertoef tay geworden is, soo dat de wormen, noch jong zynde, uit dese taye slym noch niet zyn uitgespartelt. Dese soort neemt men dikwyls voor een verharde milt, en werd een rijf-koek gehieten, en werd somtyd valselijk voor een verdikte milt gehouden. Ziet hier van 't geen my de Heer Lud. Smits M. D. tot Groeningen in myn Collectanea Cent. 7. obs. LIII. gemeen gemaakt heeft.
't Gebeurt somwyls in de darmen dat de drek te schielijk afgaat, waar by somwyls wel een braken komt, ook is den afgang bloedig of sonder bloed, met of sonder pyn, verschelende meest alle met graden van malkanderen. Wanneer het sap dat uit de darm-kliertjes geduirig in de darmen sypelt, al te siltig, scherp en goor is, maakt het een grooter aanporring tot afgang, en werd maar een loop oft Diarrhoea genoemt, by dese is dikwyls veel slym, wanneer daar in 't lighaam overvloedig is, somtyds mede wat geele gal, wanneer de dunne darmen geprikkelt werden, voornamelijk ontrent de gal-blaas.
Als dese vochten nu noch scherper zyn, werden | |
| |
de darmen meerder geprikkelt en doorsneden, waar uit pyne ontstaat: de quetsing wat grooter werdende, volgt'er mede bloed: dese openinge onderwylen verswerende, komt'er etter met den afgang, doch dese roo-loop oft Dysenteria komt gemeenlijk met koors en groote dorst, wiens oorsaken te voren verhaalt zyn.
Wanneer men het boort oft Cholera krygt, heeft men niet alleen een geduirige afgang, maar ook geduirig braken, met koors, soo dat het boort van een roo-loop byna weinig verschelen; als dat in het boort selden bloed oft etter afgaat, en by de rooloop geen braken is. Soo oordeel ik dan dat dese scherper kliersappen niet alleen in de darmen schade doen, maar selfs ook in de maag, waar door voornamelijk het braken ontstaat; en dat het mede in de maag scheelt blijkt uit de overgroote benauwtheid diese hebben, want de maag en hert-senuwen, werden door dese groote beweginge ligtelyk getrokken, waar door den omloop des bloeds seer ontstelt werd.
Dese geduirige afgangen komen meest voort uit gebrek van gal, die het suir behoorde te matigen, 't welk genoegsaam uit de geopende lighamen blijkt, in welke de gal-blaas veeltyds of met een water of taayvocht vervult is.
't Gebeurt ook dat men een geduirige neiging tot afgang heeft, en dat'er niet dan een weinig druppelen volgen: Dit komt dikwyls uit wormen, die in den aarsdarm kriewelen, of uit doorgeswolge graten van visch, klokhuisjes van appelen en peren, innerlyke ambeijen, versweringe &c. welke aldaar eenige prikkelinge maken, en ons tot afgang geduirig aanvoeren.
Wanneer de sappen die uit de maag en darm-klieren syperen, te dik, te slymig, of te weinig zyn, werden ook de darmen tot weinig prikkelinge aangevoert, soo dat de drek niet af gaat, welkers vocht | |
| |
of door de melk pijpjes, die hier en daar misschien weinig in den endeldarm gevonden werden, weg gaat of verwasemt, waar doorse verhard en den afgang selden en traag is. De drek lang in de kronkeldarm leggende, krygt een vorm even als de celletjes van den darm, en werden dan by na als groote schaaps-keutels uitgeloost, van Hippocrates Scybala gehieten.
Noch moet ik hier iets aanknoopen van de verscheidentheid der uitdygsels, en dese is in de koleur, dikte en reuk gelegen, want het dikwyls uitdygen hoort tot de soort van loop.
Alle dese verscheidentheden veranderen na de verscheidene spijsen die men gebruikt, of na de verscheidentheid der darmsappen. Eet men warmoes, spinagien en diergelyke soo is den afgang groen, om dat d'ingenomene spijse selfs groen was; heeft men spijse gegeten die of geel is of wit, soo isse of van haar selven geel, of door de gal geel geworden. DieYser inneemt heeft dikwyls een swarte afgang, en die geduirig swart brood eet sal de selfde afgang hebben.
Die veel suur in de darmen hebben, 't sy door het darm-sap of het Pancreas sap; als dit onder de gal komt, werd de drek groen, en de gyl schift; dit siet men meest in jonge kindertjes, die een goore en groen gekartelde drek hebben, na datse pyn in de buik hebben gehad.
Die veel suur, sout, suiker en diergelijke gebruiken, hebben een stinkende drek, om dat dit stoffen zyn met welke de spijsen ligt komen te vergooren en te rotten; wat kan dan daar veel liefelyks van daan komen, als een onverdraaglijk leelyke stank, die men voornamelijk in de siekten en die de loop hebben bespeurt. Want dese uitwerpsels sullen van gesonde soo veel niet stinken als van sieke en kranke.
| |
| |
Somtyds is de drek al te dun, om dat eenige spijse of eenig darm sap door zyn prikkelen de darm beweginge verhaast, en de stoffe uitgeloost werd eer het behoorde; of dat door die prikkelinge uit de darm-kliertjes een meerder sap uitliep als het behoorde.
Ook isse wel bloedig en etteragtig, wiens oorsaken wy boven in de rooloop gesegt hebben.
Nog gebeurd'er in de darmen een ellendige quaal, die men Kronkel- of Drek-braken noemt; Dese komt door een seer verharden drek, wanneer die in de darmen als verhard en versteent, verby welke de nieuw aankomende drek niet en kan passeren: dese dan de darm-vliesen moeyelijk vallende, werden gelyk als door een soort van braken na boven toe bewogen en uit gebraakt: diergelyk kan ook van geswellen en lammigheden komen. Sulx geschied ook wanneer de darmen in 't sakje geschoten zyn. Want de vloed des senuw-vochts niet konnende verby passeren, moet wederom deinsen, welkers loop de drek volgende, na boven toe gaat.
Somtyds schokt d'onderste darm wel in de bovenste, en de bovenste in de onderste, en sulx kan al op de bovenste wyse geschieden. Door verrekking, koud drinken, en diergelijke kan het gebeuren dat een der darmen verengt. Want door de verrekking, stuiptrekkinge en kramp der darmen is het niet onmogelijk dat sommige verselen mede uit-rekken, soodanig datse haar vorige stand niet konnen krygen om datse half afgebroken zyn. De veselen dan dus los zijnde, geven ligtelijk mede een voet om d'andere die noch in beweginge zijn, in dese half verlamde in te doen schieten. Het al te koud drinken, geeft ook gelegentheid tot dese quaal, want dese koude drank in de darmen komende, kan ligtelijk de sappen doen stollen, even byna als te voren van de ysse beker gesegt, waar door die veselen dan verlammen, veren- | |
| |
gen en toekrimpen, soo dat de wydste ligtelijk over dese verengde schiet. Daar zijnder die eenige jaren lang hebben geduurt, siet in myn Collectanea, Centuria 7. obs. XXXIII. XXV. en XL.
Wyl ik dan voren van de maag en darm-gesten en des selfs qualen gesproken heb, moet ik noch yts als een toegift, van de gemeinde gal-siekten spreken. De eerste gal-siekte dan daarse over klagen, is het gal-braken, meinende dat als ze gal braken, datse die dan te veel hebben, maar het is geen wonder dat d'ongeletterde sulx seggen, want veele die voor geletterde passeren, maken dat de luiden, sonder het minste fondament, wys. Dat men dan gal brakt is geen gals overvloed, maar se werd door een andere oorsaak uit geloost, namelyk door eenige prikkelende slym, oft suirigheid of iets anders dat men in neemt om te braken; die stoffe nu de maag tot trekkinge aanporrende, werden te gelyk ook de senuwen bewogen welke in de galblaas loopen, soo dat door die trekkinge de galblaas verengt en zyn vocht laat uitloopen, welke onder het maag-vocht mengende, ligtelijk al wat in de maag is verbittert, en uitgebraakt werdende alles schynt soo bitter als gal te zyn. Nu weten we wel dat weinige droppen gal een menigte vocht verbittert, soo dat het mede al geen gal is die men braakt. De geopende lighamen hebben ons ook nooit geleerd, dat de siekte uit een overvloedige goede gal gekomen waren, maar wel van een waterige, dikke en versteende gal, of datse in sommige geen of weinig was.
Noch heeft men een gemeinde gal siekte, dat als men veel vet eet, en men sulx niet wel kan verteeren, bitter oft rans werd uitgespogen. Doch dit doet mede al geen overvloedige gal, maar eer de schrale maag-gest die geen werksame deeltjes genoeg heeft om de vettigheid te onder te brengen, welke lang in de maag verblyvende door de warmte en sui- | |
| |
righeid der stoffe rans en leelyk smakende werd, by welke wel een weinig gal, (als'er maar een minste trekking door de goorheid is) kan by gevoegt werden.
't Geeft me wonder dat men nooit gesien heeft, dat de medicamenten, die men tegen dese overvloed aanwendende, altyd waren om gal te maken: Item ook alle de gene welke men voorschreef tegens een niet wel kokende maag, deden door haare heetigheid en bitterheid gal maken, als daar zyn Galanga, Gentiana, Helenium, Zedoar, Aloe, Alsem, Carduus Benedictus, Centaurium, Mentha, Saffraan, Mostert, Myrrhe en diergelyke meer, alle dese zyn bequaam de gal te vermeerderen, en niet te verminderen. Ik weet ook wel datmen noch eenige suire dingen heeft, die men gal-temperende noemt, als tamerinde, suire appels, suiring, citroenen &c. doch temperen geen gal, maar doorsnyden de slym die in de maag is, en oorsaak was van het braken en bygevolg gallosen, welke weg genomen zynde ligtelyk het gal-braken ophoud.
Ook braakt men gemeenlijk een seer scherp suur, dikwyls byna als een geest van Vitriool soo scherp, die of uit de maag en darm-kliertjes of uit het Pancreas vloeid, welke mede trekkingen en braken veroorsaken: Soo daar dan een weinig gal by is, moet men dat juist geen gal noemen.
Sommige noemen ook de Cholera oft bort een gal-siekte, maar hebbe te voren getoont, datse uit geen gal herkomstig is,
Dorstigheid en bittere mond, hiet mede al gal, niet onthoudende datse die of uit bitter bier te drinken, of bittere Medicynen in te nemen, of te voren gal braken alsoo behouden hebben.
Het uitslaan van jeukte en vuurigheid noemt men ook al gal, als ook de geel-sugt, maar sal hier daar na de ware oorsaken dier qualen ophalen en den gal- | |
| |
sieken voldoen. Ziet ook wat ik te voren van de gal in zyn gesonde stant gesproken heb.
|
|