| |
V. Hooft-Stuk.
Van d'oorsaken der Ziekten uit Spijs en Drank voort-komende.
GElyk de spysen en drank ons een groot onderhoud zyn om lang, gesond en sonder siekten te leven, alsoo zyn se mede een groote oorsaak om lang ongesond met siekten beladen het leven jammerlijk ten einde te brengen.
De spijs en drank die gesond was heb ik in 't tweede boek genoegsaam aangewesen, dat is die deeltjes hadden met ons bloed en sappen seer over een komstig, waar door het minst beledigt wierd, want uilen by uilen accordeeren best. Die dan ons bloed beledigen, konnen geen andere zyn als die met de figuur, groote en beweginge der deeltjes des bloeds niet accordeeren, als daar is het suir, sout, en al wat slym maakt, welkers overvloedig gebruik ik boven mede verboden heb. Hier by komt noch het eten van bedorven spijs en drank. 't Veel en onordentelijk eten, 't veel vasten en diergelijke.
Gelijk de melk ligtelijk door het bydoen van een suir komt te stremmen, dik te werden en te runnen, alsoo doet het suir mede het bloed, dat een hoog rode getinctureerde gyl of melk is, mede gestremt, verdikt en by gevolg traag loopende en minder gistend gemaakt. Want als het suir meerder by | |
| |
de melk of bloed werd gedaan, als'er in waar om des selfs liefelijke fermentatie te verrigten, soo loopen de suire deeltjes by een, dat is, dat de menigte van de bygedane suire punten beletten, dat d'eerste weinige suire deeltjes haar werkinge op het Alcali niet konnen verrigten, want een geselschap Soldaten kan men wel tegens een ander geselschap van gelijke kragten setten, maar eene kan niet bestaan tegens een leger van een menigte ontelbare Soldaten, die door haar menigte tussen de eene Compagnie Soldaten indringen, en dit kleine geselschap van elkanderen doen scheiden, soo datse allenig tusschen d' andere menigte hier en ginder zouden swerven, wesende haar kracht en macht gebroken: Want neemt dat'er in een droppel bloeds of melks hondert suire en Alcali deeltjes waren, en dat'er hondert duisent milioenen suire deeltjes onder gemengt wierden, soo souden die van hondert van het alcali soo verstroit raken onder de hondert duisent milioenen suire deeltjes, dat des selfs beweginge en verweringe weinig soude baten.
Het beletsel dan van dit menigte suir, is oorsaak dat de fermentatie (die van het Alcali en 't suir, door tussen komste van het hemels vuur afhangt) belet werd; en wat sal ik dan verder mogen seggen, als dat de persinge des logts vermeerdert, wanneer d'uitsetting van de fermentatie vermindert, dat niet anders dan een dik bloed en vochten maakt: want wanneer het brood niet en gist en niet door de fermentatie uit geset en logtig gemaakt is, segt men het brood is neergeslagen en swaar: 't welk mede gebeurt of door te veel suir, oft dat'er te weinig gest is, en de taye deeltjes des meels meerder sijn als'er van de gest konnen uitgebreid werden.
Ten tweeden werd het bloed door het suir dik gemaakt, even als wanneer men op het Alcali een suir giet, en als een steen stremt, dat in het maken van
| |
[pagina t.o. 230]
[p. t.o. 230] | |
| |
| |
de tartarus vitriolatus blijkt, want als de punten van het suir in de pijpjes van het Alcali blyven steken, werd het eene met het andere een vaster lighaam, dat is, het werd minder bewogen, om dat het Alcali met de punten van het suir belemmert is, waar op de logt meer kragt van te persen heeft als te voren. Dit nu in het bloed soo geschiedende, raken de oli-agtige takjes tussen de punten in, welke daar niet uit konnende wrikkelen, daar in belemmert blyven stil leggen, en d'andere deelen noch meer vergrooten en verswaren, welke soo aan een hangende, een noodsakelijk gevolg geven van verstoppinge in de kleindere vaatjes en pijpjes te maken.
Want neemt dat a a a Fig. 8. soute Alcali-deeltjes sijn, met hare water-slangetjes, pijpjes en gaatjes daar de zuire deelen konnen in blyven steken. b. b. b. suire deelen oft punten, welke door de pijpjes van het Alcali sout blyven steken. c nu is een oli-agtige deeltjen dat tussen de suire en soute deeltjes verwart is. Merkt dat de figuur grooter van deeltjes gemaakt, om die met het oog te konnen sien, anders sou men die om haar kleinigheid niet konnen verbeelden.
Zoo is 't nu dat ik hier mede verbeelde dat dewyl a a a. b b b. en c soo onder een verwart leggen, sy soo makkelijk, om hare swaarte van de tussen stroomende subtyle materie e e e niet en kan bewogen werden, dan wanneer sy van malkanderen vry waren. Soo dat hier uit volgt datse trager bewogen werden, en verstoppingen maken, wylse door de fijnste pijpjes niet en konnen passeren.
Ten derden snyden dese scherpe mesjes en punten aan beide syden, soo dat wanneerse door de subtyle materie des logts gins en weder gedreven werden, waar door menigte van quetsingen in ons lighaam ontstaan. Dat dit het suur doet weet mijn dienstmaagt wel, want als zy een stuk vleis heeft weet zy het | |
| |
somwyls in een beazynde doek te leggen op dat het kort soude werden, want als den azyn soo in het vleis is gedrongen, werd het zuur als het vleis te braden legt, door middel van het snel bewegend vuur, geduirig bewogen, hakt en kerft al in stukken wat'er by of ontrent is, want die deeltjes van het suur werden door het vuur bewogen, even als de muggen en vliegen in de somer door malkanderen vliegen, welke indien het alle messen waren, kon men wel afmeten hoese de logt kerven, alhoewel'er weinig stukken van op d'aarde vallen.
Ten vierden kan men de figuren, groote en beweginge van de suiren, aanmerken; wat aangaat de figuur en groote, soo zyn d'eene suure deeltjes dikmaals langer, kleinder, dikker, puntiger, scherper en op oneindelijke wijsen van elkanderen verschelende, waar door het bloed geduirig op een verscheiden wyse werd aangedaan, want een lancet, heeft een andere figuir als een gemeen brood mes, en een brood-mes is anders als een degen; op gelyke wyse dan, seg ik, konnen ook de figuiren van het suur verhandelt werden, welke groote wederom na proportie van elkanderen mede kan onderscheiden sijn.
Na dat nu de proportie is van de figuur en groote deser punten en wedersijds snijdende messen, kan ook de beweginge rasser oft trager zyn, want hoe grooter en by gevolg swaarder dese suire punten sijn, hoe traager sy bewogen werden, maar de kleine zyn daar toe vaardiger, want gelyk als ik een fijn stof van sand dat tot een ontastelijk poeder gemaakt, in de logt smijt, sal daar langer in blyven sweven, dan dat ik daar sand in smijt, dat noch ongepoedert is, want de grootere deelen konnen eerder, om haar grooter oppervlak, naar om laag geperst werden, als die welken een kleinder oppervlakte hebben. Want indien het lighaam c (Fig. 4.) in zyn vierkant half zoo | |
| |
klein was souden de linien H H het selve niet raken, waar door het aan de zyden, by gevolg minder geperst moest werden.
Hierom is het dat sommige vlugge suiren die een liefelijke gestinge in onse maag en verdere sappen wekken, in matigheid gedult werden, want soo lange sy door de subtyle materie bewogen werden, botsen sy geduirig tegen het Alcalie aan, en kerven en hakken onderwylen de deeltjes der spijse tot se tot een gyl werden, welke punten van d'oliagtige takjes omslingert sijnde, een liefelyke soete gyl oft melk geven; maar is't dat'er meer van dit suir dan Alcali en olie-deeltjes sijn, werd de gyl goor, suur, en schiftend, waar uit een schraal en slegt, suur voedsel moet ontstaan, welke allenxkens meerder versuirende, (want door de geduirige wemelinge werden de punten ook meerder geslepen, gescherpt en gewed, wijlse geen Alcali vinden tegens welke sy aanbotsende plomp werden, of in des self pijpjes blijven steken) het bloed verdikken, en menigte toevallen verwekken.
De verscheidentheid van de groote, figuur, en beweginge dier suire punten, geven gelegentheid om niet alle deelen te gelijk, maar dese of gene soorten van verstoppingen voort te brengen; want ik heb voren getoont, dat ons lighaam een horologie was, uit oneindige groote en kleine pypen bestaande, welke na hare verscheide proportie van groote, ook een seker soort van geproportioneerde deeltjes door lieten, waar uit het onderscheid der verscheide sappen ontstond, want ik toonde aldaar, dat'er in mijn mond een heel ander sap gescheiden wierd, als wel in de nieren, hersenen, lever en diergelijke deelen: Alsoo, seg ik ook, dat de verscheide suire punten een verscheiden runninge in het bloed brengen, welke na haar verscheiden proportie van suiren, dese of gene soort van pijpjes verstoppen, waar uit ook alle | |
| |
d'onderscheiden van siekten komen t'ontstaan: want een syroop kan ik wel door een grove teems gieten, maar niet wel door een seer fijne, alsoo kan een vocht van groove deelen makkelijker door groote pijpen, dan wel door kleine, en 't geen dat door de kleine wel kan loopen, kan niet wel door de kleindere en fijndere pijpjes passeren.
Dit zy dan genoeg getoont op wat wyse het suur het bloed verdikt, in de pijpjes verstoppingen maakt, en siekten voortbrengt: Laat ons eens sien wat het sout kan doen.
Het sout, dat wy in de spijse gebruiken, bestaat uit onbuigelijke styve en lang-werpige deeltjes, die aan de einden sijn scherpe beiteltjes, en over al even dik.
Wanneer het gebeurt dat'er veel sout in 't water van het bloed en gijl is, moet dit water uit een noodsakelijk gevolg ook trager loopen, want het kan niet geloochent werden dat water sonder sout niet ligter sou zyn als met sout, want yder waterslangetje heeft in zyn omslingering een sout deeltjen, 't welk het soet water niet en heeft: Voorts is het seker dat hoe styver deeltjes het water in sich heeft, hoe het ook meerder geperst werd en swaarder moet wesen: Dit nu mede in het bloed soo sijnde, moet het selfde trager bewogen werden wyl de subtyle materie makkelijker kleine lighamen kan bewegen dan groote, en de reden spreekt van selver, soo dat hier geen verder bewijs van behoeft gegeven werden. Is 't nu dat het bloed dan trager loopt, moet het ook dikker sijn en verstoppingen konnen veroorsaken.
Ten tweeden, soo het gebeurt dat'er meer sout is, dan water-slangetjes, soo moeten eenige soute deeltjes niet omslingert werden: dese dan met malkanderen by een komende, en in de langte op malkanderens platte sijde geperst werdende, blyven op | |
| |
malkanderen vast sitten, om dat de logt niet tussen beiden kan komen, om het onderste deeltjen van het opperste af te persen, even als twee wel gepolyste mormersteenen op malkanderen soo nauw passende dat de logt daar niet tussen kan komen, sal de onderste aan de opperste blyven hangen; soo het nu seker is dat het in 't lighaam mede soo geschied, dat van geen verstandig man kan geloochend werden, kan het geschieden dat niet alleen twee deeltjes, maar veel meer andere aldus aan malkanderen geperst werden: dese niet alle met haar einden gelijk leggende, haken daar verscheide suure deeltjes in, en ook wel oliagtige, 't welk, of een troebel bloed maakt, of eenige steenigheid in dese of gene plaatsen. Want soo twee, dry, hondert, duisend sulke platte soute deeltjes op malkanderen geperst werden, soo geeft dat een sigtbaar lighaam, tussen welkers pijpjes eenige andere grove konnen blyven sitten en oorsaak van stramme leden, steen, graveel, scheurbuik en diergelijke maken.
Even als het suur, konnen ook de deeltjes van het sout in figuur, groote, en beweginge van malkanderen verschelen: welke, hoe grooter sy zyn hoe minder sy bewogen werden, en hoe fijnder hoe beter, doende ons minder schade, 't welk wy vlug sout noemen, zynde onse sappen dienstiger als de grove: want hoe grooter zy zyn, hoe het bloed trager loopt, en kan dan na de verscheidene groote of kleinte ook in de groote of fijndere vaatjes trager of rasser loopen, en dese pijpjes eerder, en gene minder verstoppingen: want het is seker dat na de verscheidentheid der figuiren van het sout ook onse sappen meerder of minder werden aangedaan, waar uit dat veele slymerigheden geboren werden, want een verdikte jeu, noemt men slym, gelijk als wanneer mijn neus vochten en gorgel pijps vocht niet vloeybaar genoeg zyn, konnen sy niet soo snel, als te voren, verby | |
| |
vlieten, maar men moetse door haar traage en loomere beweginge gewaar werden, die men dan uitsnuit, of uit raggelt, en de gedaante van een slym vertoonen. Dit sy genoeg van het sout.
De suiker en voorts alle dingen die veel slym en taye vochten maken, als ook door de minste warmte onser maag ligtelijk komen te rotten, sijn ons lighaam ondienstig en schadelijk, want alle taye en slymige vochten hebben veel takagtige deeltjes, tussen welke ook veel water-deeltjes sijn; dese sijn in ons lighaam als netten en boeyen, in welke het Alcali en het suir, dat de gesting doet voortsetten, schakelt en knevelt, dat het sijn eige meester niet en is, maar is door de menigte takagtige deeltjes het net gelijk als over het hooft getrokken. Want als A en B twee soldaten sijn, konnen sy met malkanderen niet vegten, als'er een kreupel-bos tussen beiden is, alsoo kan het acidum oft suur en het Alcali met malkanderen geen fermentatie maken, ten sy se malkanderen konnen onbemiddelt genaken, 't welk somtyds door lang vasten geschied, want de deeltjes werden door de subtyle materie des logts soo lange door malkanderen geschoven, tot se eindelijk dunder en fijnder van deelen werden, waar door het Alcali en het Acidum sijn eigen meester komt te werden, en tegens malkanderen aanwerkt.
Dese taye vochten dan uit de maag en darmen in ons bloed komende, moeten een slymig en traag loopende bloed maken, dat d'eigenste verstoppinge maakt als voren van het suir en sout gesegt is, welkers verscheidentheid nu mede afhangt van de groote, figuir en beweginge der deeltjes.
Spijsen nu die in de maag haastig bederven, gelijk als veel ooft-vrugten doen, hebben weinig geesten, welk dan een suir of een slym nalaten, en d'eigenste tragedi spelen, als wy boven verhaalt | |
| |
hebben. Het selve seg ik mede van bedorven spijs, die niet dan een bedorven voedsel kan geven.
Het al te veel en te dikwyls eten, doen geen goede gesten in de maag komen, wylse door het veel en te dikwyls eten t'eenemaal werden t'onder gebragt, want daar is geen tyd datse in de maag uitsyperen, en aldaar een weinig verblijven om wat te versuiren en tot een bequame geest verstrekken; ook werd het bloed, door dien het in 't eerst al sijn gest tot de maag verspilde, sonder gest, waar door het minder bewogen, tayer, en trager loopende werd, waar door wel een vocht in de maag komt; maar het is tay en slymig.
Het al te veel vasten, belet d'aangroey der geesten en set de fermentatie ten agteren, waar door mede het bloed niet behoorlijk bewogen, maar tay, lymig, traag en dik werd. Een maatig vasten is somtyds in slymige lighamen, gelyk ik voren elders gesegt hebbe, niet quaad.
Tot d' uiterlyke oorsaken kan men ook de ingegeven fenynen brengen, als van Arcenicum, Sublimatum, Auripigment, Cicuta, Aconitum, Fungi, Slangebeten, Scorpioen-steken en diergelyke, die mede alle of uit een scherp-suir en doorvretend sout, of in een soort van stoffe die de gesting in ons bloed vertraagt, dat op verscheide wysen kan geschieden, bestaat: welke mede het bloed verdikkende de boven verhaalde oorsaken verwekken.
|
|