XIX. Hooft-Stuk.
Van het Water.
DE beste Wateren zijn d'onsmakelijkste, klaarste en dunste. Ik begin eerst van het water, wijl ik acht dat dit d'eerste drank onzer voor-ouders is geweest, en dat by veele natien noch geen andere drank in 't gebruik is, niet wetende van wijn of bier, en echter zeer gezond leven: ja ik geloof, indien men de kinderen van jongs aan tot water drinken gewende, dat dezelven veel gezonder zouden leven: maar zulx in den ouderdom te beginnen, kan niet wel zonder krenking des lighaams, bloeds en der andere vochten geschieden. Maar men weet dadelijk te zeggen, dat wy hier in een koud en vochtig land woonen, en ook geen goede wateren hebben: het welk niet waar is; want waar door leven de beesten zoo gezond, die alleenlijk koud sloot-water drinken, en nochtans in Holland zoo vet werden, dat men se tegen alle andere beesten tarten mag? Ja, segt een ander, een mensche lighaam is geen beest: maar, zal ik seggen, het lighaam van een mensch, dat is, daar de mensch of de redelyke ziel in woont, verscheelt van een beest in 't lighaam nergens anders in als in gedaante: want soo een Paart, Leeuw of ander gediert, een redelyke ziel had, zoud ik seggen dat hy een mensch was. Soo dat, om dit te besluiten, het lighaam daar de mensche in woont, en het lighaam van een beest, een en de zelfde manier van leven konnen hebben omtrent het drinken van water: en