XVII. Hooft-Stuk.
Van allerlei Gevogelte.
ONder alle de vogels is het vlees van hoenders wel het beste dat wy in onse landen hebben, voornamelijk als sy jong sijn.
De Hanen oft Hoenders, jong sijnde, gebraden, sijn seer mals en ligt te verteren.
Deselve gestooft, geven mede een goed voedsel, 't zy met rijst als anders.
Kuikens zijn om haar malsigheid noch wel zoo gesond als de hoenders.
Kapoenen zijn wel zoo gesond als de hanen oft hoenders.
Kalkhoenders, niet te geil van vet zijnde, konnen niet voor ongesond gehouden werden.
't Gemeene spreekwoord is hier mede waar, dat al wat aan een hoen is, goed is, en by gevolg ook gesond: de spieren, klooten, en kam, zijn mede niet quaad, dog de maag en longen soo goed niet.
De Swanen hebben geen goed vleis, 't en zy deselven seer jong zijn.
Het vleis van een Gans, sonder geiligheid, is beter, voornamelijk met eenige goede stoffe opgevult.
Van gelijken zijn mede d'Eenden en Telingen: maar de geilheid moet daar eerst afgekookt werden.
Patrysen oft Veldhoenders zijn mede mals, en niet ongesond; als ook de Duiven, Sneppen, Waterhoenders, Quakkels, Leeuwerken, Lysters, Meerlen, Mossen, Vinken, Pauwen en diergelijke wild gevogelte.
Alle Eijeren zijn gesond gegeten, maar moeten niet hard gekookt zijn, doch die der hoenderen zijn de beste. Sy geven goed voedsel. Het doir is beter dan het wit.