Dat de logt bewogen werd om geluid in onse ooren te verwekken, bevond ik wel doe ik een jongen was, wanneer ik tot Middelborg op de Oude Kerks tooren stond, want als ik op de klok sloeg, en mijn hand daar in hield, voelde ik de dreun genoegsaam. Item als ik op een trommel sla, en mijn hand voor het gat van de trommel houd, voel ik dat'er de logt met geweld uit gaat.
Even als de koleuren niet buiten ons zijn, alsoo is de klank mede niet buiten die gene welke ze hoort; want het hooren is een beweginge die onse ziele gemeen gemaakt werd. Want als ik ter kerken ga en de klok bombam hoor luiden, soo werd de hamer bewogen, oft de klepel, welke de logt door de klok hene slaat, soo dat ieder deeltjen der klok bewogen werd, waar door de omstaande logt, als gezegt is, mede bewogen word, en by gevolg onse ooren.
Dat de slag van de logt op de klok gerepeteert werd, werd bewesen, door dien men de dreun van de klok lange hoort na datse geslagen is: en een snaar van een fiool, met de vinger opgeligt en los gelaten, doet ons sien dat door de dreun van de logt de snaar menigmaals werd op en neder bewogen: want als ik de snaar los laat, soo dringt de logt, die ik met de snaar opgeligt had, weder met de snaar naar om laag, en die logt hem wederom steuitende, gaat weder naar om hoog, dat tot eenige reisen herdaan werd.
Het gehoor is verre na soo snel niet als het gesigt: want doe ik tot Middelborg woonde, en de Engelsen met onse vlooten slaags waren, kon men voor het springen van eenige schepen, als die van Obdam, &c. aldaar op de stads-wallen staande, de vlam eenige minuten van een uir veel eerder sien als dat wy de schepen konden hooren springen. Want het gesigt geschied door de Hemels-balletjes, welke hard zijn, en niet ligt buigende: maar het gehoor