De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne
(1683)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
deeltjes, die door de subtyle materie uit de lighamen in de logt gedreven zijn, al inademende ingedreven werden, 't welk in het inademen geschied; dese deeltjes botsen dan met de logt tegens de eindjes van de reuk-zenuwen aan, waar door de herssen-vogten soodanige beweginge aan de ziel vertoonen, datse verstaat datse riekt. Het onderscheid der reuken bestaat alleenig hier in, dat de deeltjes die wy rieken van verscheide figuiren sijn, na welkers verscheiden figuur wy sulken of sulken soort van reuk gewaar werden, want een ronde figuir heeft een andere aandoeninge als een vierkante: want indiense alle van een figuir waren, souden sy alle op eenderlei wijse rieken. De reuk-deeltjes bestaan uit een vlug sout, als armoniak-sout, pis &c. Of uit een zuir sout als asijn, rinse wijn, limoensap &c. Of uit swavel-deeltjes, als muscus, civet, campher, kaneel &c. Alle dese deeltjes moeten soo fijn sijn, datse ligtelijk door de subtijle hemelse stoffe uit de lighamen in de logt gedreven en aldaar tussen de andere logt-deeltjes swevende gehouden werden: Want indiense grof waren, souden sy niet konnen daar uitgedreven werden, en soo se daar al uit waren, ligtelijk op de aarde ter neder vallen. Die van de zuire reuken, sijn van haar selven soo ruikende niet, als wel door de fijne deelen, diese by sig hebben, welke te gelijk de suire mede in de logt slepen. De aangenaamste der reuken sijn wel die uit een fijne en geestige swavel bestaan, gelijk als sommige bloemen en kruiden, rosen, angelieren, lelien en diergelijke, die alle uit korte en fijne deeltjes bestaan, welke het reuk-instrument als kittelen en strelen. Wanneer dese deeltjes met een vlug of vast sout gemengt sijn, rieken sy sterk, als beverswijn, cam- | |
[pagina 116]
| |
pher, opium, assa foetida, aloe &c. om dat de soute deeltjes om haar stijvigheid en min buigsaamheid de neus-senuwen meerder konnen aandoen als de swavelige die strelender en buigsamer sijn. Wanneer de deeltjes grof sijn en swavelig, veroorsaken sy een stank oft onaangename reuk, waar door ons reuk-tuig geweld werd aangedaan. Dese sijn een stinkende kaars, rook, riolen, rottend vleis &c. Door de gemeenschap van zenuwen met die der tong-zenuwen in de neus, gebeurt het dat de smaak en de reuk weinig van malkanderen verschelen, want het gene aangenaam riekt sal aangenaam smaken; en dat onaangenaam riekt, sal onaangenaam smaken: als ik pleeg coloquint te stampen, had mijn neus soo wel de reuk van de bitterheid als de smaak. Doe ik apothekers jongen was pleeg ik de reuk van de winkel-kruiden soo wel niet te konnen rieken als nu, of als een ander. De reden hier van is, dat de ziel niet en oordeelt van het gene hem gemeen is: alhoewelse de reuk niet minder gewaar wierd als een ander. Sommige hebben de reuk van een saak lange in de neus; de reden is eensdeels dat de reukdeeltjes in de neus sijn blijven sitten, waar van de reuksenuwen nog geduirig aan gedaan werden: anderdeels dat in de logt de reuk-deeltjes lange konnen sweven, en bygevolg ingeademt werden. Wanneer de reuk ophoud sal ook gemeenlijk de smaak beledigt wesen: dit komt door de belediging van de zenuw die te gelijk in de neus en tonge ofte in de deelen des monds is. Ook die verkoud sijn hebben om d' eigenste reden geen nauwkeurige smaak. Wyde neus-gaten rieken ook beter als enge, want sy konnen meerder reuk-deeltjes ontfangen. | |
[pagina 117]
| |
Civet, muscus in menigte by malkanderen zijnde geeft een zeer onaangename reuk, ja sommige die tenger sijn, vallen daar van in zwijm: De reden hier van is even als met een uitgedompte kaars die nog rookt, want de logt werd met dese swavel-deeltjes vervult, gelijk ik boven gesegt heb dat in de kerk geschied door het uitwasemen der lighamen, oft door de swavel-deeltjes des vuurs dat in de stoven is. Dese swavelige reuk-deeltjes dan maken dat het bloed minder door de logt dun gemaakt werd, waar door het dan dikker werd en nader aan het stil staan, also dat ymand die soo een ligt stollend bloed heeft, ligt in een flauwte vervalt: Ook maken die reukdeelen door haar menigte een onaangenaamheid, om datse met al te grooten geweld op onse reuksenuwen aan botsen, even als de stank van een secreet, welkers swavelige en vlug soute deeltjes in de neus opgedrongen sijnde om haar menigte ons een onaangename stank doen gewaar werden, om dat het reuk-instrument al te seer aangedaan werd: het tegendeel heeft men gemeenlijk, wanneer men maar een weinig muscus oft civet riekt, soo verspreiden maar weinige dier deeltjes in de logt, en geven onse neus een liefelijker en strelender gevoel; maar in sommige verwekt het een stank als boven gesegt is, om datse een slegt gestelt bloed hebben, en al ist dat'er weinig reukdeeltjes sijn, soo maken die selve in haar neus als een trekkinge, die de riekende onaangenaam valt. Des somers en op warme plaatsen, sal iets ruikens sig eer openbaren dan des winters, om dat'er des somers en al waar het warm is, ook meerder beweginge gevonden werd: soo dat het subtijle hemels vuur, door de lighamen heen vlietende de reukdeeltjes dan beter met sig selfs sleept, in welkers plaats de logt komt te succederen. Maar des winters is de beweginge van 't hemels vuur soo sterk niet, waar door dan minder deeltjes uit de riekende lighamen werden voortgedreven. | |
[pagina 118]
| |
|