| |
XVI. Hooft-Stuk.
Van het uit en in Ademen, en 't gebruik des Longen, midsgaders de nuttigheid van het Ademen.
ZOnder ademen souden wy het niet lange konnen uitharden, voornamelijk in de logt, daarom dewijl de selve seer noodsakelijk is, sullen wy daar ons gevoelen over seggen.
Tot het ademen sijn eenige werktuigen noodig, welke niet anders dan spieren sijn, soo der borst als onderbuiks, en voornamelijk van het middelrift, en de bewegende spierveselen daar de longe pijp mede bekleed is van binnen en tussen des selfs kraakbeenige ringen.
Als wy eerst geboren werden, moeten wy eerder in ademen als uitademen, als ik dan in adem, eerst geboren sijnde, soo gaat mijn bloed dat na de navelvaten pleeg te gaan, na het hert en longen; als de longen dan met dit bloed werden uitgespannen, moet de borst verwijderen en het middelrift de onder- | |
| |
buiks deelen buitenwaars persen, welke buik de logt weder naar om hoog en in de longen perst, 't welk d'eerste in-ademing is: maar het tegendeel siet men, als men uit ademt, want dan blaas ik de logt wederom uit de longen, en de borst werd enger, welke logt de buik persende, hem doet intrekken, alsoo gaat dese uit en inademing overhands.
Even gelijk als het herte geduirig sijn verwijdering en verenging overhands heeft, alsoo gaat mede het middelrift geduirig op en neder, wiens behulpers de spieren van de ribben sijn.
Dit uit en in ademen kan men niet onaardig by een blaas-balk vergelijken, wiens bladeren als gijse van malkanderen doet, met de logt, die de bladeren weg persen, van binnen werd opgevult, maar als gy de bladen wederom toehaalt sal de logt daar weder uit aan, en de plaats vervullen die de bladen hebben verlaten. Zeer aardig kan men het mede vertoonen met volgende instrument: Als men laat een glas blasen in figuire als A met een lange hals B, neemt dan de longen uit een konyn, of anders een klein blaasje, maar het is wel soo fraey met longen, hangt dese longen in dit glas met het logt pijpje in de pijp B, en maakt hem boven rontom aan vast, bind dan het onderste van dat glas met een natte blaas toe, dat'er geen logt in het glas en kome, maar maakt in 't midden van de blaas een draad vast, soodanig dat gy het blaasje uit en in kont trekken, als gy dan het blaasjen C uitrekt sullen de longen D opspannen, om dat de logt die het blaasjen C weg perst door de pijp B in de longen komt en die uit set. Het tegendeel siet men als de blaas C wederom op sijn oude postuur geraakt, dat niet geschieden kan, soo de logt niet weder uit de longen geperst wierde en de plaats vervulde, die de blaas te vooren besette. Want in de vijfde figuur
A is als de borst
B een logt-pijp.
| |
[pagina t.o. 76]
[p. t.o. 76] | |
| |
| |
C het middel rift, en
D de longen.
Vorders mein ik dat het rift het eigen instrument is waar door de respiratie geduirig vervordert werd, als ik in-adem werden mijn longen uitgeset, om dat mijn middel-rift naar om lage perst, en mijn ingewanden met de buikspieren uitset, en de logt na om hooge in de longe-pijp in drijft; het tegendeel is, wanneer ik uit-adem, soo trekt sig het rift na om hooge, en de buikspieren innewaarts, waar door de logt weder uit de longen werd geperst en de borst die sig te voren verwijderde door middel van spieren, verengt sig dan ook door de spieren. Tot de verenging en verwijderinge der longe helpen ook seer veel de spiertjes boven aan de strot, en die tussen in de logtpijps ringen loopen, want anders souden de blaasjes (daar ik in mijn Anatomie van gesproken heb) niet konnen open en toe gaan, dat is de logt uit en in laten.
Dat dit rift is als de onrust in een horologie, blijkt uit de wonden der borst en buik, want als ik een hond de buik open snijde, blijft het uit en in ademen tot hy dood is, van gelijken ook de borst wonden die getuigen het selfde, soo dat het diaphragma oft middelrift de roervink, onrust oft eerste beweger schijnt.
Men kan hier nog wel eenige andere verhalen by doen, hoe de ademhaling in de vogels, bloedeloose dieren, visschen, slangen &c. geschied, maar om ons boek niet te lang te maken, wil ik de curieuse liefhebbers senden na de Heeren Swammerdam, Needham, Malpighius &c. die daar werk af gemaakt hebben.
Van 't gebruik des adems hebben wy elders gesproken, wanneer wy van de bloed-making in de long verhandelden: dat namelijk het bloed in de blaasjes van de long vloeide en door de logts-salpeter deeltjes en voornamelijk der subtijle materie, een gesti- | |
| |
ge en ontstekende stoffe kreeg, waar door het bloed vloeibaarder en dunder van stoffe wierd: Item toonde ik aldaar hoe het bloed in de longen uit en in het herte liep.
Dit ademen is soo noodsakelijk dat we se niet een oogenblik konnen missen, want het bloed soude niet meer ontsteken werden, maar traag en dik blijven, 't welk blijkt uit luiden die gestikt sijn, 't sy door verworging oft een quade logt van kolen als anders veroorsaakt.
Vorders soude men sonder dese logt niet konnen leven, want als se ons ontrokken werd, moeten wy sterven, 't welk men siet in 't werktuig van R. Boyle, alwaar de dieren niet konnen harden, als de grove lugt oft Salpeter deeltjes de long ontrooft werd, want als de persende logt uit dit instrument gehaalt is, mein ik dat dit vogt sig al te seer uitset, waar door het t'samen-stel der vogten gantschelijk verandert, en de kleine vaatjes mede doet bersten.
Dese uitsetting bewijst men mede met brandewijn in het eigenste instrument geset, die met blaasjes begint op te borrelen: De quiksilver werd ook door het uitsetten des logts lager geperst, en de half met logt vervulde blasen, die toegebonden sijn, werden opgespannen: want de omcingelende logt uitgehaalt sijnde, word de logt die nog in de blaas is door een subtijlder stoffe gins en weder soodanig bewogen, datse tegens alle de sijden van de blaas aanbots, door welke beweginge de blaas buitenwaars wykt.
Boven de athmospaera of hooge bergen, kan men mede niet ademen, ten sy men den adem door een waterige sponse haalt, 't welk komt door de mindere persing, waar door het warme bloed werd uitgeset en soo seer in geen dwang gehouden, ten sy het hemels vuur eerst eenige waterige deeltjes met sig sleept, en sijn puntjes door 't omslingeren van de waterige slan- | |
| |
getjes, een weinig verstompt, door welkers swaarte de bewegelijkheid mede wat gekrenkt werd.
Door de logt moet ons bloed mede in een geduirige dwang gehouden werden, want indien sulx niet geschiede sou de selve als deuren en vensters die open gebots werden, van een vliegen, even ook als in de effervescentien, op welke die logt sulken magt niet en heeft als wel over de fermentatie, die door de meerdere persing des logts trager is. Derhalven moet des bloeds beweginge al fermenteerende sijn, welkers deeltjes geduirig verschoven werden en tegens elkander slijten, en niet als in de effervescentien, al waar de deeltjes hol overbol tegens malkanderen aan botsen, en schielijk breken. Maar dese beweginge moet eeniger maten gedwongen sijn, even als wanneer ik een dubbelt balein oft Indiaans riet in mijn hand heb, geduirig poogt uit mijn hand te springen en weder regt te werden, indien ik des selfs beide einden niet vast en hiel.
Nu vraagt men, hoor ik, waarom men in 't loopen oft werken meerder ademt als wanneer men stil is?
Waar op ik antwoord, dat terwijl wy loopen ons bloed meerder bewogen werd, want door de beweginge der spieren, werd ons bloed vaardiger voortgeperst na de vaten, waar door het bloed in meerder quantiteit in de longen loopt, 't welk, indien het van de logt en de beweginge der longen niet wierde rasser voortgeperst, een stikking sou moeten veroorsaken.
Ten tweeden, wijl het bloed meerder bewogen werd, vloeijen mede de hersen-vogten in meerder menigte na de adem-senuwen en des selfs werktuigen als te voren, waar door het ademen vermeerdert kan werden.
Ten derden, ymand die loopt ademt meer logt in als die gene welke stille is, voornamelijk als men te- | |
| |
gens de wind en de draying van de aartkloot aan loopt, want hier door werd het bloed meerder ontstoken, waar door men ook heeter werd, en een dampiger adem uitblaast.
Nog heb ik gesegt, dat men de logt niet een oogenblik kan ontberen, en evenwel siet men de duikelaars die na de paarlen onder het water duikelen eenige tijd onder water blijven? Ik antwoord hier op, dat dit niemand doen en kan ten sy hy daar toe van jongs aan gewend is, want terwijl hy onder water is, moet noodsakelijk het foramen ovale open sijn, en het bloed door die pijpen loopen, door welk het liep als hy nog in sijn moeders lighaam was. Soo dan de kinderen van jongs aan gewend werden onder het water te blijven, loopt het bloed door die pijpen, en soo mense alsoo niet en gewend, groeit dat gat en pijp geheellijk toe.
Voorts gebeurt het in de borst-wonden dat de longe 't zy in d'eene sijde of in d'andere of in beide de longen niet op en swellen, en evenwel de systole en diastole van het respireren niet op en houden. Dit geschied, om dat de logt niet in de longpijp, maar door de wonde in de borst gedrongen werd, waar door de longen 't sy aan d'eene of d'andere sijde of in beide (soo 'er in beide sijden wonden sijn) soodanig geperst werden datse niet weder op en rijsen, maar soo de wonde klein is, nauw toesluit of met een pleister versekert werd, gaan de longen nog haar gewoone gang als tevoren. Hier uit blijkt dan mede dat de longen het eerste instrument deser beweginge niet en is.
In de gestorvene is de borst enger en het rift opwaars getrokken, om dat den adem met de logt uitvliegende de ribben met het rift wederom de plaatse vervullen die de longen gedwongen waren te verlaten, welke situatie even is als in de kinderen die noit geademt hebben.
| |
| |
Al sittende konnen wy soo wel niet ademen als wel staande oft leggende te bed: Item als wy veel gegeten hebben, sullen wy mede benauwder ademen als wel wanneer wy wat honger hebben. De reden van het eerste is, dat als wy staan of leggen de buikspieren en de buik-ingewanden door de buiging van het lighaam soo seer niet geperst werden, als wel al sittende.
Op het tweede antwoord ik, dat als wy veel gegeten hebben, is onse buik vol spijse, welke niet terstond afgaande, het rift na boven perst, en by gevolg het selve in sijn beweginge eeniger maten belet; dog het uit ademen valt veel gemakkelijker, om dat de persing van onderen het rift in sijn opligting helpt, en ten anderen krijgt den onderbuik gelijk als een grooter ruimte, ten minsten eenige veranderinge, want meerder ruimte kon der niet komen, wyl de buik-spieren weder de plaats in nemen welke het rift verliet.
Wanneer ik drink, oft eten doorslik moet het ademen soo lange stil sijn tot ik gedrongen heb, daarom als sommige wat lange agter een drinken, gebeurt het dat sy rood in haar aansigt werden; dit geschied even eens in de trompetters en andere die haar adem lang tegen houden, want terwijlse niet respireren loopt haar bloed in de vaten vol, maar dewijl de logt in de longen niet en komt, soo isser geen voort-drijver, soo dat het bloed haast sou stil staan, en de mensch tot een lijk maken, indien het lange duurde; want dit blijkt doordiense op het laatste blont en blauw werden.
Het ademen is mede met of sonder ons weten: want als wy'er af weten, soo bepalen wy door de beweginge van het weten, dat de hersen-sappen veel of weinig vloeijen, waar na ook het ademen kan vertraagt oft verwakkert werden: maar soo wy daar niet van en weten, soo vloeijen de hersen-sappen van bo- | |
| |
ven na beneden toe, sonder dat w' er om denken.
Eindelijk hoe den adem in 't moeders lighaam ontrent de kinderen gaat, staat hier mede te seggen, maar wijl wy daar elders van gesproken hebben, sullen wy daar weinig van spreken: want de kinderen dependeren van de moeder en niet van haar selven, soo datse niet en ademen, 't welk genoegsaam blijkt uit de longen van de kinderen, die voor datse geademt hebben, gestorven sijn, want als die longen in het water gesmeten sijn sullen sy sinken, maar in tegendeel sullen sy drijven indien se geademt hebben, of als des selfs longen door konst sijn opgeblasen. Ook is de lijfmoeder seer vast toegesloten, en de vliesen die rontom het kint sijn, hebben mede geen togtgaten om zoo veel logt door te laten. Soo dat men by gevolg niet kan vast stellen dat dit kind (ten sy door het mede leven des moeders) ademt.
Maar als het kind geboren is, heb ik boven, mein ik, gesegt, dat de navel toe gebonden sijnde, het bloed de longen inloopt, de selve uit rekt, de borst verwijd en het diaphragma oft middel-rift om lage dringt, waar door de buik uit geset werd en de logt in de longen dringt, om het bloed dat'er in geloopen is logtig en gestig te maken, welke dan eens begonnen sijnde, door het middelrift altijd blijft volduiren.
Wanneer ik spreek, hoest, nies, riek, uitspuw, pis, de buik ontlade, of mijn vrouw van een kind verlost, laggen, huilen, en meer andere dingen, geschieden alle door het ademen en de logt, want als ik spreek moedereer ik soo met mijn tong als door de spieren van het strotten-hooft, de logt, welke dan door het uitgalmen en uitblasen der selve, sus of soo een klank geven, waar door ik mijn even naasten iets soek te kennen te geven, en ik weet dat sy verstaan: welke klanken der stemmen ook seer veran- | |
| |
dert werden, na dat alle die deelen, voornamelijk des strotten-hoofts en longe-pijps buigsaam sijn; hierom hebben de juffertjes sulken liefelijken taal in 't singen: en de jongens gelijkenen in 't spreken wel meisjes.
Als ik mede hoest of nies, kan ik niet in ademen, want in 't hoesten en niesen en laggen moet ik iets uitdringen, soo dat ik dan noodsakelijk moet uitademen. En dit is mein ik het meeste oogmerk, waarom den Alwijsen Bestierder my het ademen mede onder mijn wil gegeven heeft, want als ik lagge, en mijn adem niet in bestier hadde, soude ik stikken konnen, wanneer ik weder wilde in ademen. Ik lag segt men, dat my de buik seer doet; dat komt hier van daan, dat het laggen een convulsie is, en door de logt te sterk uit te dringen, de buik-spieren te seer geperst werden, 't welk eenige moeyelijkheid maakt.
Ook kan ik niet spuwen ten sy ik het door middel des logts uitpers, alsoo gaat het ook met het pissen en kakken, kinder-halen en diergelijke, dat alle niet bestelt werd ten sy de logt de buik in het uitademen perst en de plaats in neemt van het gene daar is uitgegaan, hier door werd het ademen makkelijker, als doe de buik vervult was, gelijk wy te voren gedoceert hebben.
Van het ademen hangt ook de voortstuwing van de gijl en de vuiligheid der darmen af, want terwijl het rift op en af perst, werden ook alle de ingewanden geduirig bewogen en by gevolg al het gene daar in is: Hier om hebben sommige die geduirig sitten een trager afgang, om dat sy soo makkelijk niet respireren, als wel al gaande en staande.
Als ik huil oft schrei, geschied mede al door de logt en ademen, want soo ik eenige snikken geef in het huilen, soo modereer ik de logt soodanig in de longe-pijp, dat men soo een klank hoort, en wanneer ik | |
| |
dit treuliedjen wat verhef pers ik mijn buik uit, en vervul mijn longen met lugt: Het sugten is een groote inademing, die men allenxkens wederom uitademt. Van dese en gene stoffen kan men meerder spreken, maar voor dese tijd genoeg.
|
|