| |
| |
| |
XIII. Hooft-Stuk.
Van het afscheiden der Pis, uit wat deelen die bestaat, en uit geloost werd, als ook het gestel der Nieren en Nier-klieren.
ONder andere scheidinge der vogten des bloeds, komt ons mede de Pis te vooren; om des selfs scheidinge te weten, dient men wel het maaksel van de nieren te verstaan. Ik heb dan in mijn Anatomie gelegt, dat de nieren uit menigte van kleine kanaaltjes oft buisjes bestaan, welke gemaakt werden voor een gedeelte uit des niers slag-ader, want als die in de nier in gaat, maaktse een verdeiling van verscheide takken, die allenxken kleinder en fijnder takjes krijgen, die van de buitenste omtrek des niers na het bekken uitgestrekt leggen; dese pijpjes werden op het laatste soo fijn datse in kleine kliertjes veranderen, die men carunculae noemt, welke kliertjes haar vogt in het bekken der niere door fijne pijpjes uitlosen en de pis maken: 't Geen nu van het bloed door dese fijnste takjes niet konde heen gedrongen werden, gaat door sijd-takken wederom in de nier-ader, welk bloed wat dik sijnde (wijl het van veel vogt berooft is) werd wederom verdunt door een vogt dat uit sekere klieren (die ik nier-klieren noem, gemeenlijk renes succenturiati gesegt) by dit grove wederom gaande bloed stort, welke klieren ik tot nog toe geen ander gebruik heb konnen toe schrijven.
Aldus dan seg ik, werd de pis gemaakt, of door de kliertjes der nieren van het bloed afgescheiden; want na hare groote en proportie, nemen sy alleen | |
| |
in die deeltjes die wateragtig en sout sijn, welke uit de kliertjes in het pis-bekken loopt, en van daar door de pis-leiders na de blaas neder sijpert en gewrongen werd, wiens swaarte en prikkeling de blaas tot een ligte trekking aanport, waar door de pis soo door de spieren van de krop der blaas, als die van de pisschaft uitgeperst en uitgespeut werd. Die van de deelen der nieren, pisleiders, blaas &c. meer belieft te weten, besie mijn Anatomie, alwaar ik alles breeder heb verklaart.
Als men de pisse, versch gewatert zijnde, met een zeer sagt vuurtjen distilleert, krijgt men eerst een weinig wijnagtige geest, welke buiten twijfel voortkomt uit eenige fijne deeltjes der spijse en drank, die met de pisse door de nieren gepasseert sijn, maar dese bekomt men alleenig in seer gesonde lighamen, want uit sommige pis sal men dese weinige geest niet gewaar werden.
Hier volgt een groot deel waterige stoffe, die met weinige vlugge sout deeltjes vervult is, want se maakt een weinig fermentatie met het suir, ten anderen bevind men sulx genoeg uit de reuk en smaak.
Ten derden vliegt'er een vlug-soute geest over den helm, welke phlegma oft water is, met vlug sout gemengt; hier by komt nog een weinig olie; als men nu sterker vuur geeft vliegt het sal volatile aan den helm, voornamelijk als de pisse wat ouder is. Als gy nu het caput mortuum uit loogt, hebt gy een zout het gemeen sout byna gelijk, uit welke men een spiritus salis kan maken. Maar als het eerst gecalcineert werd, krijgt men een alcali fixum, 't welk in gesonde lighamen minder gevonden werd, als in ongezonde, in welke mede veel zuir is.
De pis dan is niet soo seer een wei van ons bloed, als wel een vogt meest van onse gijl oft voedende sappen, voornamelijk voortkomstig uit de drank oft natte spijsen: want het gemeene spreekwoort segt, | |
| |
die weinig drinkt ook weinig pist, en dat is waar, want die weinig drinken hebben een dikker gijl, wiens waterige deelen soo ligt niet van malkanderen konnen gescheiden werden, als, wanneer de gijl dunder was, want een dun vogt sal eer, door den filtrum passeren als een dik. Maar die veel drinken veel pissen om datse een dunder gijl hebben.
Dat de pis meer uit de gijl dan uit bloet komt, blijkt hier uit, dat soo ras wy eenige kopjes thee gedronken hebben, wy terstont dienen te wateren; hier bewijs ik dan klaar uit, dat dese drank soo ras tot geen bloed, en van bloed wederom tot een pis soude veranderen konnen.
Ook en is de pis, eigentlijk gesproken, geen wei oft heu van de melk oft gijl, want dat kan een boer die dagelijks wei drinkt wel gewaar werden, want sijn wei is soet indiense vers is, en suir indiense oud is, 't welk geensins uit de pisse blijkt, want die heeft een soute smaak, en staatse wat lang, werdse veel souter en stinkender, soo dat hier een merkelijk onderscheid gesien werd.
Dat de pis de wei niet t'eenemaal gelijk is, komt hier van daan, om dat de gijl in het bloed komende, aldaar veel soute deeltjes vind, welke van de dunne vogtigheid der gijl omslingert werden, en tot de pis-pijpen komen, en met de wateragtige aaltjes oft slangetjes, doorglibberen: Maar dit bevind men soo in de melk niet, welk vogt een dikker gijl is, dat is de gijl heeft, tot de nieren komende, sijn waterige deelen die dese soute deeltjes omslingert hadden, afgelegt, van dese de melk dan bevrijd sijnde, moet de melk noodsakelijk dikker en soeter sijn, behoudende alleenig soo veel vogt als bequaam is om het weefsel van de melk te doen vertoonen.
So men weinig drinkt sal men gemeenlijk een hoog geverfder koleur hebben als wanneer men veel drinkt, om dat het weinige vogt dat met de gijl in | |
| |
het bloed komt, met het bloed menigmaals om en omloopt, waar door het sout en swavel met dit water nauwer vereenigen en by gevolg een hooger koleur geven, even als wanneer een matige sterke loog, eerst klaar sijnde, nog langer gekookt werd, een hooger koleur sal krijgen. Ook sal dese pis veel meer stinken, om dat door het geduirig om en om loopen des bloeds de sout-deeltjes over al tegen aan botsen en vrijven, waar door vele fijnder geslepen, en andere in een of meer deeltjes gebroken werden, welke deeltjes fijnder sijnde als te voren, werden uit het pis-glas door de subtijle materie des logts veerdiger na onse neus toe gedreven, als doe dese sout-deeltjes grooter waren, even als de kaneel heel sijnde my soo ligt geen reuk doet gewaar werden, dan wanneerse tot een fijn poeder gestooten werd.
Dat dit vogt hooger rood van koleur moet werden is een noodsakelijkheid, want als'er weinig vogt in het bloed is, sijn de vaten minder opgespannen als die veel vogt hebben, waar door ook de persing des bloeds en des selfs aanvloed minder is, soo dat het weinige en met veel sout vervulde water, soo seer niet aangeset werd om door de nieren geperst te werden, als wanneer daar menigte is; ook sijn de pijpjes der nieren niet gestelt om soo een menigte souts, als met oogluiking, door te laten glijden, ten sy daar een grooter menigte waters is.
Die nu klaar en helder wateren in haar gesonde stand, hebben wat veel gedronken, welkers vaten vervult sijn, rasser werd aan gevoert om door de nieren te loopen, want de persing is grooter, en het vogt is dunder als te voren, dat vry beter door de nieren kan henen dringen. Dese klare pis heeft so menig reis niet omgeloopen, en de sout deeltjes met de swavel sijn door de warmte en fermentatie daar soo seer niet mede vereenigt, als doe het dikwijls omliep, ook heeft de klare pis selden soo veel souts by sig en riekt | |
| |
veel beter, om dat hier meerder water is en minder sout, welk sout ook grooter van deeltjes moet wesen.
De pis der gesonde is gemeenlijk citroen-geel met een weinig setsel, niet onaangenaam van reuk, dikwijls na violen riekende, 't welk komt dat'er een middel matig vogt gebruikt is, en niet te lang nog te weinig met het bloed heeft omgeloopen: maar soo een gesonde wat minder of meerder drinkt, sal des selfs pis ook hooger of lager van koleur wesen als boven gesegt is.
Maar behalven dit kan men weinig staat maken op de gesonde pis, want de selve kan veranderen ten allen dage, na de tincturen die de gijl van de spijsen heeft, want soo ik erwten, boonen, aspergies, oft vrugten &c. gebruikt heb, sal mijn water niet allen van koleur, maar ook van reuk, dikte en neersetsel veranderen. Soo dat men met regt seggen kan hoe de pis der gesonden behoort te sijn.
Als ymand veel arbeids gedaan heeft, sal sijn pis mede hooger van koleur werden, als wanneer hy een geheele dag stilletjes gestudeert heeft. Want de groote beweginge verwekt warmte, en de warmte doet het bloed meerder fermenteren, en de deeltjes des souts botsen en vrijven meer tegens malkanderen aan, even als twee houten die tegens malkanderen gevreven werden een hitte, ja vuur veroorsaken, alsoo vermeerdert ook de hitte in het bloed, waar door de pis een hooger tinctuur moet hebben. Als ik een alcali met alcohol vini circuleer, sal het vogt door de geduirige beweginge des vuurs een hooger roode tinctuur krijgen als het gene niet gecirculeert is. Ik hebbe eens een jaar lang waargenomen het water van mijn selven, my altijd gesond bevoelende, en hebbe in 't water soo in koleur, reuk, dikte, sinking en smaak merkelijke onderscheiden bespeurt.
De jonge en hooge jaaren, de mannelijke en vrouwelijke sexen willen ook wel eenig onderscheid ma- | |
| |
ken. Item is de eene naakter gekleed als d'ander, waar door meer of minder uitwaseming is, 't welk de pis mede doet veranderen. Sulk en diergelijke dingen meer konnen niet seker doen seggen hoe het water van een gesonde is: Ten ware men sulx op een weegschaal wilde wegen, en men ymand soo naukeurig gesond wilde stellen, daar niets op te seggen was: maar ik neem hier het water, gelijk het gemeenlijk van luiden gewatert werd, die nergens over klagen, en alle hare bewegingen des lighaams en omloop der sappen redelijx gestelt hebben.
In 't gesonde water, eerst gewatert sijnde, siet men geen grove deelen, want het schijnt seer doorschijnig, maar een weinig verkoelt sijnde, beginnen daar eenige kaasagtige deeltjes na de grond te sinken, dat een overblijfsel van de gijl is.
De reden hier van is dan klaar, als men begrijpt dat de versch gewaterde pis nog veel warmte heeft, welke de groove deeltjes nog in haar behoorlijke menginge houd, dese doet se aan alle kanten bewegen, voornamelijk na boven, want de stralen der subtijle materie altijd naar om hooge gebost werden, dese neemt de warmte met sig; waar door de hemels-balletjes de overhand krijgen, en al de grove deeltjes, die te voren door de warmte opgehouden wierden, worden te gronde geperst, volgens de proportie van hare oppervlakten.
De wittigheid van dit neersetsel, betuigt genoegsaam, dat het gijl-deeltjes sijn, want het ligtelijk kan gebeuren dat met het water en sout eenige kaasagtige deeltjes doorsluipen, die te gelijk met de pis uitgelost werden. Dit zy dan van de gesonde wateren, hier na sal ik seggen wat'er in d'ongesonde wateren staat aan te merken.
|
|