poort ader, als boven geleert is, na de lever, op dat de gal des te beter werd afgescheiden. Behalven de milt, moet het bloed ook veel vogt in de maag, darmen en pancreas laten uitsijperen, waar door het mede verdikt.
Dese verdikking is dan weder oorsaak dat dese gal in de lever des te beter werd afgescheiden, want indien het bloed te dun was, sou het vogt dat de gal moet uitmaken met andere deeltjes vervult sijn, die daar niet by moesten sijn: Derhalven was dese verdikking noodsakelijk, even als een drooger aarde noodig is tot drooger kruiden, en een vogtiger tot vogte: Want als ik komkommers, pompoenen op een drooge en wel van de son beschenene plaats set, sullen sy soo wel niet voort komen als dat se in een schaduwagtige plaats die wat vogtiger is, staan, alsoo dient yder vogt, na yder soort van pijpjes te wesen.
Ten tweeden ook, wanneer de gal soo dun was, en in de darmen vloeijende, sou sy soo ligtelijk met de gijl niet mengen, want sy sou eerder door de melk-ader, om haar dunte, opklimmen, en dit sou dan een wanorder gevem, met de veranderinge der gal en de gijl: soo dat'er soo een proportie van dikte des gals in de darmen moet gestort werden, die niet terstond kan opklimmen, maar haar verblijf houd, tot dat'er eenige gijl verby komt loopen, en met de selve vermengt en verandert.
De gal-blaas heeft binnen in sig eenige kliertjes, door welke sommige meinen dat eenige gal gescheiden werd, maar meine dat'er alleen een slijmig vogt doorsijpert, op dat de scherpte van de gal niet te seer de vliesen prikkelen sou. Voorts loopt de gal niet in de darmen, maar werd daar in geperst, want de plaasting van de galblaas is met sijn bodem om lage hangende, en met sijn pijp na om hoog, soo dat de gal door de wormwijsige beweginge van d'invloed