werden, en het ruiken ophouden, even als het sterke ligt, te grooten klank &c. de oogen en de ooren beledigt. Het kan ook wel dienen om eenige scherpe deeltjes des logts in't in ademen te bematigen.
Even gelijk als de quijl oft speeksel door klieren gekleinst werd, also werden de tranen ook door de klieren die in de ooghoeken sijn agter de oogen, gekleint, in verscheide vaatjes openen, en de oogen, om se glad open en toe te doen gaan, te besproijen, dese vogt sakt dan allenxkens in een holte als een bekken, en loopt langs beide sijden van de neus door twee gaten in de neus door een buis, in het been des neus daar toe gemaakt.
Wanneer het gebeurt uit schreijen oft als men in een koude logt of wind loopt, vallen de tranen buiten de oogschelen, 't welk men tranen noemt, want in die tijd, sijn dese kliertjes te seer bewogen, waar uit dan meer vogt gescheiden werd als'er in de neus kan nedersijpelen, 't welk dan gelijk als over boord werd gesmeten, of door de neus neder storten.
De tranen verschelen weinig van de pis, als alleen datse meer swafel-deeltjes schijnen by sig te hebben, want daarom heeft men in de oogleden altijd des ogtens yets gedroogts sitten, 't welk gebrand sijnde een rook en by gevolg oliagtige deeltjes van sig geeft, 't welk omtrent de pis soo niet gemerkt werd.
Het oorsmeer schijnt een bittere swafel-soute stoffe te wesen, by welke niet alleen alcali maar selfs een acidum by gemengt is, want het stinkt seer suiragtig; dat'er olie oft swafel by is blijkt uit het branden genoegsaam, het suir blijkt uit de reuk, en het alcali uit de dikte die se als een unguentum nutritum oft zeep heeft, en ligtelijk, met water-verven daarmen mede schildert, laat mengen; ten anderen uit de bitterheid, want het bitter heeft altijd een alcali by sig.
Hoe dit smeer geboren werd, heb ik nog by nie-