| |
VI. Hooft-Stuk.
Van het Zenuw-sap oft Hersen-vogt, gemeenlijk dierige geesten genoemt.
EVen als den Oceaan moeder is van alle de rivieren, en fonteinen, welkers verscheidentheden in smaken en krachten seer verschelen, alsoo is mede het bloed de voortbrengster van allerlei soorten van sappen, wijl deselve, door verscheide soorten van pijpjes even als seven oft teemsen, gekleinst werden, want een dik vogt kan wel door een grove teems, maar so wel niet door een fijne, om dat de gaatjes der teems niet overeenkomstig sijn met de deeltjes der stoffe die doorgekleinst moest werden, want als ik in de klos-baan een bal heb die grooter is als de ring oft beugel, soo kan ik de bal daar niet door slaan, maar is hy kleinder, kan ik hem makkelijk doorjagen, want de cirkel in de 3 Fig. A kan makkelijk door B. maar B. geensins door de cirkel A. dit verschil dan hebje mede in de pijpen van ons lighaam, want B kan allerlei vogten in sig nemen, dat A soo wel niet kan doen, soo dat het gene door A niet en kan, moet door sijd-pijpen na de aders moet weg loopen.
| |
| |
Wy weten dan dat de Hooft-slag-aders wijde buisen sijn, en na de hersenen toe gaan, welke van hare wijte allenxkens verengeren, soodanig, datse op het laatste geen slagaders gelijkenen, dese dan allenxkens fijnder en fijnder werdende, veranderen in de hersen-kliertjes, die men de grauwe oft bastagtige substantie der hersenen noemt, welke grauwer is als de binnenste substantie, om dat de takjes van de adertjes oft sinus daar door loopen, welk bloed daar gesien werd, en ons grauwer oft geelder doet vertoonen, dese loopen in de mergagtige oft binnenste substantie soo veel niet, daarom is die witter.
De slagaders dan haar bloed in de hersenen brengende, konnen het gantsche bloed door sijne veselige pijpjes niet doordringen, daarom gaat alleen het fijne daar door, even als van de seef en de beugelring gesegt is, maar het gene daar buiten moet blijven, blijft daar niet voorstaan, maar gaat terstond door de aderen oft sinus, die sig daar inmonden, ter sijden uit, en brengen dit afgesloofde vogt weder na het hert en long.
't Geen nu in de fijnste pijpjes des slagaders oft hersen kliertjes is ingelaten, gaat uit de kliertjes door het witte merg oft binnenste der hersenen, dat is door seer fijne pijpjes na den oorsprong der senuwen toe, welke het medulla oblonga, oft lange merg is.
Dese vogt dan door de senuwen stralende, loopt door het gantsche lighaam heen, ja tot in de alderfijnste pijpjes toe, 't welk sijn pligt afgelegt hebbende, wederom door de watervaten in het bloed werd gebragt.
Dit vogt werd niet alleen in de voor en agter hersenen gescheiden, maar ook in des selfs aanhangsel oft rugge-merg, maar op een verkeerde wijs als in de hersenen, want die substantie welke in de hersenen het binnenste is, is in't rugge-merg het buiten- | |
| |
ste, en wederom dat aldaar het buitenste is, is hier het binnenste, soo dat alhier dit zenuw-sap van binnen werd gescheiden (alwaar ook de meeste bloedvaten loopen) en vliet door de witte substantie na de zenuwen buitenwaarts in de deelen.
Dese vogten dan gaan te gelijk met het bloed onder een gemengt uit het hert, 't welk daar uitgespeut werd. Dit bloed heeft ook geen meer geesten oft zenuw-vogten in sig als het gene na beneden gaat, want'er geen tijd nog plaats is daar dese scheidinge sou konnen geschieden. Ik sie wel dat de fijnste deeltjens uit de brandewijns ketels eerst opklimmen oft hooger klimmen als die wateriger en grover sijn, dog dat gaat hier wat mank, want die vergelijking kan hier geensins toegepast werden, want het bloed werd hier snel soo na boven als na onderen gedreven. Soo besluit ik dan, dat dese scheidinge alleen van de figuur, groote en situtatie der pijpjes en deeltjes afhangt.
De afscheidinge der vogten geschied ook niet als of de hersenen een spons waren, en dat daar de fijne vogten indrongen, want voor eerst is het lighaam niet gestelt als een ketel met een helm daarop, alwaar de spons in souw leggen, en ten anderen, souden daar allerlei soort van deeltjes in komen, dat dan geen geesten oft hersenvogt kan sijn, maar het bloed selfs.
Dese vogten dan sijn geen geesten als de brandewijn oft andere gedistileerde fijne wateren, die geen bedervinge onderworpen sijn, maar een jeu-vogt oftwel bewerkte gijl oft melk, bestaande uit deeltjes van allerlei groote en figuur als suire, soete, bittere, soute, oliagtige, waterige, ronde, lange, breede, puntige, en diergelijke honderde meer, dese, al is 't datse in de hersenen en rugge-merg afgescheiden sijn, worden door de geduirig-doorstralende subtijle materie nog geduirig in beweginge gehouden, | |
| |
so dat de deeltjes door dese uiterlijke werkingen tegens elkander aanvrijven en stukken botsen, waar door se veel fijnder van deeltjes werden, even als wanneer ik mijn hand in een beschuit sla, sal het in menigte stukken gaan. Alsoo snijd ook het suir met hare mesjes de takagtige deeltjes der olie in stukken, en een aardagtig deeltjen op een sout deeltjen aan botsende breekt het selve als een steen die tegens een glas gesmeten werd, in stukken.
Ten sijn ook geen fijne uitwasemingen uit het bloed oft dampen, die in de plexus choroides, ventriculi oft glandula pinealis komen oft bewaart werden. Wat aangaat de plexus, sijn niet anders dan bloedvaatjes, die bloed in sig hebben, en geen hersensappen oft geesten en dampen. En soo zy in de ventriculi gelogeert waren, hoe souden sy uit en in de zenuwen gaan, want'er geen wegen sijn uit de ventriculi na de zenuwen, als alleenig na de tregter en 't zeefbeen. Aangaande de pijnappel-klier is mede al van geen belang.
Vast gestelt sijnde dat dese scheidinge in de hersenen geschied, is't qualijk noodig nog yets te seggen of'er zenuw vogt is of niet, dog evenwel om geen kat in een sak te koopen nog blauw bloemetjes wijs te maken, sullen wy het een weinig overpeinsen, en sien of den loochenaar daar niet kan door overreed werden.
Voor eerst weet men als ymant op sijn elleboog of op zijn bil de zenuwen te seer perst, soo sal hy seggen, mijn voet of hand die slaapt, 't welk hier van daan komt, namelijk, dat als de senuw geperst wierd, wierde eenig vogt in de zenuw stil gehouden, want het konde niet meer voortgeperst werden van het aanstroomende, 't welk een lid dof en als verlampt maakt, maar hier na volgt een prikkelinge, welke vooroorsaakt werd wanneer den arm of voet sijn vorige postuur krijgt en het aanvloeijende senuw-vogt | |
| |
het 't geene door het slapen daar was in blijven sitten, voort stouwt en voortdringt, welke deeltjes dikker en scherper geworden sijnde, een prikkelinge veroorsaaken. En dat dit van eenig ander vogt soude van daan komen kan niet wel bewesen werden.
Ten tweeden, als men om de zenuwen van jonge dieren een band legt, heeft men se somtijds boven de band zien swellen, een teiken dat'er eenig vogt uit de hersenen neder quam.
Ten derden, wat is het in een punctura nervorvum als een lekkend zenuw-water.
Ten vierden, waar uit groeijen de pees-knoopen oft ganglion anders uit, 'twelk uit de opengenedene openbaar is.
Ten vijfden, wat is het dat ons soo noodig doet bewegen, als een senuw vogt.
Ten sesden, wat is de lympha meest anders dan een wederom komend senuw vogt.
Ten sevenden als men in levende honden de arteria carotis toebind en boven de band afsnijd, en haastig met een swart oft ander seer fijn vogt in schiet, sal men sekerlijk het in de zenuwen sien uitloopen, maar het beest moet niet dood sijn, anders stollen alle de sappen, en verstoppen de hersen-kliertjes, daarom en succedeert het niet altijd.
Ten agsten de arterien boven het herte toegedrukt sijnde, sullen terstond alle bedieningen die het zenuw-vogt toegeschreven werden, ophouden: om dat het bloed niet meerder konnende na boven passeren, ook dese sappen in de hersenen niet konnen gescheiden werden, en by gevolg niet in de zenuwen, om alle beweginge te doen, konnen vlieten, want als het bloed stil staat, staan ook de hersen-vogten stil, tusschen welke een kring van beweginge is, want gelijk de revieren uit de zee voort komen, al soo vlieten sy al weder in de zee, en als de zee stil stont sijn wateren door onderaardse aarde door te | |
| |
dringen, souden ook de rivieren haast op houden, alsoo seg ik dan is het ook gestelt met het bloed en zenuw sap, die uit malkanderen geboren werden en weder in malkanderen vlieten.
Ten negenden, wanneer ik de zenuw van een spier afsnijde, staat des selfs beweging stil en het deel verdort. Item als ik in het rugge-merg oft verstopt oft gequest ben, staat de beweginge onder de verstoppinge oft quetsinge stil: waar komt dit anders van daan, als dat'er eenige stoffe tot die deelen gewoon is te vloeijen, die tegenwoordig door de verstoppinge oft quetsinge de pijpjes niet konnen ingaan? Derhalven besluit ik dat'er door de zenuwen yets moet vloeijen 'tgene de deelen doet opspannen en bewegen.
Van de effecten des senuw-vogts, der sinnen en bewegingen, sullen wy hier na breeder.
|
|