| |
| |
| |
Een open deur
Architectuur? Misschien als verzamelnaam voor onze gebouwde omgeving. Dat is hoe er in Suriname tegen aan wordt gekeken, en niet een serie met elkaar om de hoogste eer wedijverende gebouwen. Wel de behoefte aan een eigen identiteit. Flatwoningen, appartementen, rijtjeshuizen, twee onder een kap? Nee, een huis met een tuin. Vrijstaand, zodat men nog alle kanten op kan. Een garage, een extra kamer, een werkplaats aan huis, het moet allemaal mogelijk zijn. Geef ons maar de ruimte.
Dynamiek zou daarom een goede karakterisering zijn van ons bouwen. En het gebeurt allemaal zelf, zonder architect of aannemer. Natuurlijk wordt ook wel een timmerman of metselaar met zijn ploeg ingeschakeld, maar je geeft zelf aan hoe het moet. Een tekening laat men alleen maken als er een bouwvergunning nodig is. Maar daarmee houdt het dan ook op. Eenmaal aan de slag, gaat men zijn eigen gang. Dat het niet uit de hand loopt, is mede te danken aan een wijs beleid van de overheid. Het bouwbesluit, al heel oud, is dun genoeg om slechts de minimaal noodzakelijke voorwaarden te scheppen om niet in aanvaring te komen met de buren. Op een buitenstaander zal dit misschien overkomen als een laissezfaire-houding, maar dat is het niet. Het is duidelijk een actieve belangstelling voor het bouwen. Bouwen dat nodig is om te kunnen wonen en dat wordt bepaald door een intens gevoel van vrijheid.
Van een bepaalde stijl kun je niet spreken, het is meer alles door elkaar. En afkijken mag, als het er maar mooier van wordt. Met auteursrechten kom je er niet, want dan moet je beginnen bij de eerste kolonisten of de indiaanse bouwmeesters uit nog vroeger tijden.
Architecten zijn er wel, maar eigenlijk zijn ze niet nodig. Of je zou zo iemand moeten beschouwen als een zelfbouwer die het zo leuk is gaan vinden, dat hij er zijn beroep van heeft gemaakt. De zulken vinden hun verdiensten vooral bij de bedrijven die wat gebouwd willen hebben, een kantoor of bedrijfspand. Tegenwoordig zijn er ook in het buitenland opgeleide bouwkundig ingenieurs, die hun beste beentje voorzetten. Het probleem is natuurlijk dat je wat in zo'n
| |
| |
koud land geleerd is, hier maar eerst weer moet zien te vergeten. Niet iedereen slaagt daar aanvankelijk even goed in. Belangrijk is dat hun bouwwerken opgaan in het totaalbeeld; een plaatje dat als geheel een eigen identiteit heeft en dat je zelfs niet zal tegenkomen in onze buurlanden.
De discussies in de internationale vakliteratuur maken geen indruk. Want wat hebben die voor betekenis in een wereld waar alleen een dak boven het hoofd al ervaren wordt als iets geweldigs! Niemand heeft dan behoefte aan getheoretiseer over dakvormen
Oriëntatie op zon en wind...
omwille van de levendigheid. Dit lijkt misschien op het intrappen van een open deur. Een open deur is echter een voornaam architectuur-element in een wereld waar men wat minder bezit.
| |
Tropische architectuur
Wat zou de tropische architectuur moeten kenmerken? Laten we ons hier beperken tot het vochtige tropische klimaat van Suriname, als deel van het immense Amazonegebied. Een klimaat met een zeer
| |
| |
Rechts: Erfwoning in de Javaanse wijk Blauwgrond.
Midden: Woning van een Hindostaanse familie, uitgebreid met overdekt terras.
Onder: Het familieleven speelt zich vooral buitenshuis af.
hoge vochtigheidsgraad, relatief geringe verschillen tussen maximum en minimum temperaturen en veel regen. Het landschap is er een met een overdadige plantengroei. Het bos staat bekend als tropisch regenwoud. De mens zoekt er in de eerste plaats bescherming tegen de zon en de regen. De architectuur biedt deze bescherming in de vorm van een dak, dat de zonnestraling opvangt en tegelijkertijd voorkomt dat het te warm wordt. Een dak dat de tropische stortbuien kan verwerken en voldoende overstek heeft om inregenen te voorkomen.
De mens wil zich ook behaaglijk voelen. In de tweede plaats is het dus nodig dat de vochtigheidsgraad verlaagd wordt. Dat vraagt om wind, gericht op de mens zelf. Het gaat erom dat de verdamping door de huid wordt versterkt. Architectonisch betekent dit winddoorlatende wanden.
In de derde plaats moet de luchttemperatuur omlaag, dus zijn bouwmaterialen met een laag warmte-vasthoudend vermogen vereist. Dat betekent in Suriname vooral hout. Steen heeft het bezwaar dat ze de warm-
| |
| |
Rechterpag: Veel oude houten huizen hebben een bakstenen onderbouw.
te van de dag opneemt en vasthoudt, om die dan 's avonds weer los te laten. De koelte wordt binnen dan te niet gedaan, hetgeen nog verergert wanneer men 's nachts de ramen en deuren sluit.
Verder dient het gebouw aangepast te zijn aan de woon- en leefgewoonten, die in de eerste plaats bepaald worden door de klimaatsomstandigheden en pas in de tweede plaats door de culturele achtergrond van de bewoners. Het vochtige tropische klimaat leidt tot een open, naar buitengerichte levenswijze. Veel activiteiten vinden buiten plaats, en nog meer in de overgangszône tussen binnen en buiten. In het algemeen zal de architectuur dan ook in sterke mate door deze drempelactiviteiten bepaald worden.
Tot slot komen we bij het aspect van de overdadige plantengroei. Het is een verrijking wanneer men er in slaagt een integratie van het buiten en het binnen in de architectuur te verwezenlijken. Planten worden dan haast een nieuw bouwmateriaal. Een heel scala van mogelijkheden staat nog voor ons open.
| |
Zelfbouw in de stad
In Suriname wordt het bouwen dus overheerst door zelfbouw. En dat betreft de particuliere woningbouw, de bouw van winkelpanden, bioscopen, moskeeën, tempels en kerken. Voor zover het stadsgebied betreft heeft men een bouwvergunning nodig. De vereiste bouwtekening wordt gemaakt door een tekenaar op basis van wat summiere woonwensen. Een huis van zeven bij tien meter, met drie slaapkamers, bad, wc, keuken, voorzaal en terras, is alles wat men vraagt. Steen of hout? Ja, dat ook nog wel. Vaak neemt men de tekenaar mee langs reeds gebouwde huizen en wijst hem hoe de voorzijde er ongeveer uit moet zien, de stoep of trap en de poort natuurlijk. Voorlopig kan het daarbij blijven. Tijdens de bouw zien we wel verder.
Jaren geleden is al een bouwkavel gekocht in een particulier verkavelingsproject. De grondeigenaar laat een landmeter of civiel ingenieur een verkaveling uittekenen. De enige drijfveer hierbij is het produceren van zoveel mogelijk kavels. Een stedebouwkundig ontwerp moet je het niet noemen. Een parkeerplaats voor huizen is beter. De bulldozer wordt ingezet om alles tegen de vlakte te stoten: bomen, sloten, schelpritsen... Een miserabel beeld is het gevolg van deze misdaad tegen het milieu.
Gelukkig verschijnen al gauw de zelfbouwers in beeld. Het is niet hun gewoonte lang te blijven zeuren. Zand erover. Een manjaboom de grond in en een kerseboom, wie weet ook nog een lemmetje of birambi. En bloemen natuurlijk: fajalobi en kotomisi in de tuin, dwergbougainville rond het terras of balkon. Velen geven de voorkeur aan een huis op hoge neuten, met een balkon. Het onderhuis is een plezierige ruimte als dagverblijf, waar de was gedaan wordt, de kinderen spelen en de auto wordt geparkeerd. Het is een koele ruimte, waarbij de woning als warmtebuffer fungeert. Een huis op neuten heeft minder inkijk en vangt meer wind. Een verkeerde oriëntatie en indeling maakt sommige kamers wel eens warm: geen winddoorstroming, geringe dakoverstek, ramen van glasjaloezieën zonder bescherming tegen de binnenvallende zonnestraling. Hetzelfde effect heeft een
| |
| |
Boven: Koloniale huizen in de Gravenstraat op een stille zondagochtend.
Rechts: Erfwoning van bosnegers in Paramaribo, achter de Saramaccastraat.
| |
| |
heet zinken dak, meestal met een vliering vol vleermuizen.
Heeft men aanvankelijk uit geldgebrek een houten huis op lage stenen neuten gebouwd, geen nood. In een weekend is het zo opgevijzeld. Dit verschaft dan de ruimte voor die werkplaats aan huis of die extra kamer voor een bejaard familielid. Wil je niet omhoog en is het huis verrot, dan wordt er een nieuw huis omheen gemetseld. Pas als het dak erop zit wordt het oude huisje afgebroken. Als het oude huisje nog goed is, maar te klein, dan kan het naar achteren verrold worden om plaats te maken voor een nieuw. Er zit dus letterlijk beweging in.
Hoe ziet zo'n stad eruit voor de voorbijganger? Rommelig? Ja, maar ook gezellig.
| |
Op buiten wonen
In het district is geen bouwvergunning nodig. Waar een weg is, wordt gebouwd; in lintbebouwing, op brede en diepe landbouwpercelen. Al naar gelang de grondsoort plant men rijst of groenten, of houdt men koeien. Het wonen speelt zich af in de drempelzones van de woning, in de overgang van binnen naar buiten. Geheel naar behoefte worden de nodige voorzieningen aangebracht die deze manier van leven mogelijk moeten maken. Zo ontstaan woningen, puur voortgekomen uit de elementaire wooneisen. Voortdurend vinden er aanpassingen plaats aan de zich wijzigende omstandigheden. Heeft men geen geld, dan wordt een huisje gebouwd van prasarastammetjes met een dak van palmbladeren. Beide materialen vinden we in het omliggende bos. De stammetjes worden plat geslagen. Hiervan worden de wanden gemaakt. De vloer is meestal van leem of zand. Zo'n huisje dient om 's avonds veilig te kunnen slapen en de enkele kostbaarheden te bewaren, beschermd tegen zon en regen. Overdag leeft men buiten onder een aangebouwd afdak of onder de bomen. Voor het koken is een apart afdakje gemaakt, zodat je behalve op gas ook op hout kan koken. Het baden geschiedt in een apart kamertje, al of niet naast de kreek, trens of waterput neergezet. De plee bestaat uit een hokje met zitting, dat boven een leeg, half in de grond gezet olievat wordt geplaatst. Is het vat vol, dan komt er simpelweg een ander vat naast en wordt het gemakshuisje verplaatst. Na afgedekt te zijn met grond, wordt een mopé-boom in het oude vat geplant. Een goed bemeste bomenrij naast het grondje achterop is het resultaat. Is het prasarahuisje na vijf jaar verrot, dan wordt er een nieuw naast gebouwd.
Wie er financieel wat beter aan toe is, waagt de stap naar een eenvoudig houten huisje. Keuken, bad en wc blijven voorlopig nog apart staan. In de loop van de tijd zien we het kleine huisje steeds verder uitbreiden. Het zijn deze gevallen die ons, zowel gemeten in tijd als in ruimte, de mooiste staaltjes van tropische architectuur opleveren.
| |
Leven met de natuur
Om te kunnen overleven in ons tropisch regenwoud moet je specialist zijn in het aanpassen aan de weersinvloeden en de omringende natuur. Voor bouwmaterialen ben je aangewezen op wat de directe omgeving te bieden heeft.
Het dak is het belangrijkste deel van de woning. Het wordt vervaardigd van palmbladeren of van zinkplaten, als die uit de stad te krijgen zijn. Omdat de woningen een nogal open karakter hebben, worden ze bij het bouwen meestal op de wind georiënteerd. Het geraamte van de huizen wordt gemaakt van ronde stammetjes, meestal aan elkaar gebonden met dunne lianen. Hebben we spijkers, dan slaan we die er ook in. Afhankelijk van wat men gewoon is worden gevorkte takken gebruikt om een ander in te leggen, of beperkt men zich tot gebonden verbindingen. Is de grond hard en droog dan wordt dat de vloer, vaak afgewerkt met verharde gladgestreken aarde. Zo niet, dan komt er een houten vloertje op zithoogte of een vloer op verdiepingshoogte. Zo'n vloer bestaat dan uit dunne stammetjes, dicht tegen elkaar aan gelegd, of uit brede met de kettingzaag gezaagde planken. Willen we de woning wat meer afgesloten hebben dan zorgen we voor een buitenwand in een
| |
| |
Boven: Hindostaanse middenstandswoning in de Tawajakoerastraat.
Midden: Een verbouwde Bruynzeelwoning waarvan het onderste gedeelte is dichtgemetseld.
Rechts: Een middenstandswoning in Blauwgrond. Naast de deur staat een hydrofoorinstallatie die het water op druk brengt.
variatie van gevlochten matten, een vlechtwerk van gespleten latten, een pallisade van dunne stammetjes of kantrechte planken.
Afhankelijk van de traditie zijn er grotere en kleinere dorpen, haast altijd op de mooiste en veiligste plaats aan de rivier. De huizen zijn, naar gebruik, dicht op elkaar of meer apart neergezet. De familieband bepaalt altijd de onderlinge groepsvorming. Er wordt als een grote familie in verschillende huisjes bij elkaar gewoond.
Het bouwen van je eigen huis is een vaardigheid die een ieder behoort te bezitten. Natuurlijk mag een meer ervaren iemand inschakeld worden om aanwijzingen te geven. Maar het werk doe je zelf, met je kinderen, zodat die het tegelijkertijd ook zelf kunnen leren. Het resultaat is de meest oorspronkelijke vorm van wat men organische architectuur noemt: een harmonieus geheel, voortgekomen uit de cultureel bepaalde leefgewoonten en de door de omringende natuur geboden mogelijkheden.
| |
| |
| |
Terug naar de stad
In de stad komen er meer contrasten en uitersten voor wat architectuur betreft. Dat geldt bijvoorbeeld voor de huisvesting van de minst draagkrachtigen in de binnenstad, in erfwoningen. Deze worden onttrokken aan het zicht van de voorbijganger, maar ze zijn er in overvloed, achter het statige koloniale huis aan de straat.
De helft van de stadsbevolking moet het doen met dit type woning dat nog afstamt van de oude slavenwoningen. Op een smal diep erf, volgebouwd met meerdere eenkamerwoningen onder een dak, met gemeenschappelijke badhokken, plee's en een erfkraan. Volkswoningen, zoals ze door de overheid gebouwd zijn, zijn bescheiden in aantal en ook in vormgeving - eentonig op een rij gezet ergens achteraf. Ook hier zijn het weer de huurders die voor de nodige levendigheid zorgen.
Een recent fenomeen zijn de vestingen van de meest draagkrachtigen, zoals de handigen onder ons die het klaar spelen voordeel te halen uit de vastgelopen economie van het moment. Wit gewassen paleizen, volgens de laatste mode neergezet met buitenlands geld. Airco's, dichte ramen, dobermannpinschers en Jaguars zijn hier de in het oog springende zaken. Onaangepast gedrag noemen wij dat. Niets tropisch. Dat geldt in feite ook voor de veel geprezen herenhuizen uit de koloniale tijd, die niets anders zijn dan een houten replica van een stenen gebouw in het moederland. Pas later werden daar balkons tegenaan gebouwd en werden de ramen voorzien van houten jaloezieën. Maar verder was er geen dakoverstek en de hoge zolder was er niet omwille van de warmtebuffer, maar slechts vanwege het steile dak voor de leien. De indeling, altijd symmetrisch, hield geen rekening met de oriëntatie op zon en wind.
| |
Conclusie
Tot zover is er niets nieuws onder de zon. Groot of klein, hoog of laag, mooi of lelijk... het zijn slechts golfbewegingen. Soms bepaalt een economische crisis het gezicht, dan weer een culturele opleving of de nieuwste modegril. Wat en hoe er in een bepaalde tijd gebouwd wordt, mag als een afspiegeling worden gezien van de maatschappelijke situatie in een land. Thans is het de economische toestand die zich laat gelden. Voor de naaste toekomst zal dit leiden tot een harder beeld, met een verkwistend materiaalgebruik door de rijkeren tegenover een hergebruik van afbraakplanken en verroeste zinkplaten door de armeren. De middenklasse zal niet verder komen dan wat passen op de plaats. Het gebruik van nieuwe lokale materialen geeft aanleiding tot wat steilere daken voor singels en dakpannen, terwijl het metselwerk steeds vaker in baksteen wordt uitgevoerd.
De situatie vraagt om een meer aangepaste vorm van bouwen, een meer tropische architectuur met toepassing van milieuvriendelijke materialen zoals baksteen en pinushout. De invloed van de culturele verscheidenheid zal daarbij nog wat meer worden teruggedrongen. Nu kwam deze in de huizenbouw toch al niet veel verder dan de kleur van de verf en wat oppervlakkige franje. Het type huis, hoog of laag, kwam veel meer voort uit de eisen van de plaats. Slechts in de religieuze gebouwen etaleren zich de verschillen.
Arie Verkuijl
|
|