Tweede Wereldoorlog Paramaribo zich in westelijke richting uitbreidde, werden vrijwel alle boerderijen van de Boeren opgeheven of verplaatst naar gebieden die verder van de stad verwijderd lagen.
In Suriname ontwikkelden de Boeren een levensstijl die volledig was aangepast aan de omstandigheden en de mogelijkheden. Hollandse boerenkleding is hier nooit gedragen. De werktijden waren afgestemd op de klimatologische omstandigheden. Men begon heel vroeg te melken, vaak al vóór vier uur. Daarna ging men de tuin of de wei in. Wanneer tegen tien uur de zon te fel ging schijnen, trok de boer zich in zijn huis terug om te rusten. Tegen twee uur ging hij weer de stal in om te melken en daarna was het weer werken in de tuin tot het donker werd. En dan met de kippen op stok, om de volgende morgen weer vroeg en uitgerust aan de nieuwe dag te beginnen.
De boerderijen vertoonden een typisch karakter: het woonhuis, waarvan de grootte afhankelijk was van de welstand van de eigenaar, een kippenhok en de stallen voor varkens en melkvee. Klompen bleven heel lang in gebruik op de boerderij en werden pas recent verdrongen door moderne hoge rubberlaarzen. De melkwagens van de boeren waren tot voor kort nog een vertrouwd beeld op de wegen in en om Paramaribo, maar zijn onlangs verdrongen door melkauto's, die de melk van de boeren ophalen. Kenmerkend voor de boerderijen was ook het gemengd bedrijf en de wisselbouw die werd toegepast bij de landbouw: een regelmatige afwisseling van bananen, cassave en zoete pataten. Deze wijze van bedrijfsvoering werd later door de van contract vrijgekomen Brits-Indische immigranten overgenomen, toen die zich vestigden als kleine boeren.
De Boeren hebben lange tijd in een vrij gesloten gemeenschap geleefd aan de rand van Paramaribo, maar naarmate de contacten met de andere bevolkingsgroepen toenamen door onderwijs, beroep of anderszins, raakten zij geïntegreerd in de Surinaamse samenleving. Na de Tweede Wereldoorlog gingen steeds meer Boeren hogere vormen van onderwijs volgen en aanvaardden zij betrekkingen buiten het boerenbedrijf. Zo vinden we nu Boeren in vrijwel alle bedrijfstakken in Suriname, waar zij als arbeider, maar ook als minister, ambassadeur, leraar of ondernemer hun rol meespelen. Zij zijn vrijwel geheel opgegaan in de Surinaamse samenleving. Veel Boeren zijn echter het boerenbedrijf trouw gebleven en bezitten eigen bedrijven en dat zijn lang niet altijd de kleinste.
Typische cultuuruitingen van de Boeren zijn er niet. De moeilijkheden waren in de beginfase te groot en de groep was te klein om een specifieke eigen cultuur in stand te houden. Enkele malen hebben de Boeren geprobeerd het onderlinge verenigingsleven te bevorderen. Omstreeks 1915 werd de vereniging ‘De Nederlandse Kolonist’ opgericht, in 1919 gevolgd door de landbouwvereniging ‘Nieuw Leven’ en in 1945 door de verenigingen UNI en VANK. Geen van deze verenigingen was echter een lang leven beschoren. Zelfs de boerendansen die soms werden uitgevoerd bij officiële gelegenheden, moesten uiteindelijk worden ingestudeerd door niet-Boeren.
De invloed van de Boeren op de samenleving blijkt niettemin ook nu nog uit de vele persoonsnamen (enkele echte oude boerennamen zijn: Van Dijk, Rijsdijk, Tammenga, Van Brussel, Loor, Veldkamp, Van Ravenswaay, Rozenberg, Veldhuizen, Zweers, Overeem) en uit namen van straten en wijken. Het zal echter niet lang meer duren of de Boeren als groep zullen in de Surinaamse samenleving voor sommigen nog slechts een nostalgische herinnering zijn en geen verschillen meer laten zien met de rest van de Surinaamse bevolking, noch in uiterlijk noch in cultureel opzicht.