| |
| |
| |
Een ander Surinaams gezicht
Wie in Suriname zijn radio wil afstemmen op westerse popmuziek zal voor hij zijn keus heeft gemaakt, een aantal golflengten passeren waarbij hij Hindostaanse muziek of een vorm van gesproken Hindi zal horen die meestal afkomstig is van particuliere radiostations. Hoewel Suriname geen officieel cultuurbeleid kent, dragen de overheidsmedia voornamelijk de westerse cultuur uit. De Hindostanen hebben confrontaties bij voorkeur vermeden en hebben zich als culturele of politieke groep ook bij het gebruik van de elektronische media nooit beijverd om meer zendtijd bij de overheidsmedia te verkrijgen; in plaats daarvan hebben zij verkozen hun eigen radiostations op te zetten.
Op de markt en andere openbare plaatsen merkt men dat de doorsnee Hindostaan de voorkeur geeft aan Hindostaanse muziek. Op belangrijke religieuze feestdagen worden op minstens drie radiostations hele gebedsdiensten uitgezonden waarnaar inderdaad geluisterd wordt. Hindostanen houden van hun cultuur en zijn bereid wat geld uit te geven wanneer zij menen dat dit hun cultuur of religie ten goede zal komen. Daarom wellicht komt men in praktisch heel het land fraaie tempels en moskeeën tegen die het culturele bewustzijn van de Hindostanen belichamen.
| |
Geschiedenis
De Hindostanen zijn naar Suriname gekomen om de opengevallen arbeidsplaatsen op de plantages na de afschaffing van de slavernij te vullen. Zij werden uit de provincies Uttar Pradesh en Bihar geronseld waarbij hun een rooskleurig beeld werd geschilderd over Sriram Tapu, het land van melk en honing dat ergens dichtbij India lag, waarvan de naam ook nog associaties wekte met Rama, de incarnatie van de god Vishnu. Het lot dat hun tijdens hun vijfjarige contractperiode wachtte was evenwel anders. Na beëindiging van deze zware tijd mochten ze met vrije overtocht terugkeren naar hun land, of wederom een contract voor dezelfde duur aangaan, of besluiten om zich hier te vestigen in welk geval ze een compensatie
| |
| |
Boven: Bruidspaar bij hindoeïstisch huwelijksritueel.
van Sf. 100,- en een stukje land kregen om in hun levensbehoefte te voorzien.
Velen hebben het laatste gekozen. Zij werden naar veraf gelegen plaatsen zoals Nickerie en Saramacca gestuurd, waar zij door ijver en uiterste spaarzaamheid meer stukken land erbij konden kopen of zich later dichterbij of in Paramaribo zelf konden vestigen. Als kleine boeren in de omgeving van de stad moesten zij concurreren met de reeds aldaar gevestigde afstammelingen van de Hollandse boeren. Indien ze in Paramaribo als ambachtslieden of kleine handelaren hun geluk wilden beproeven, betekende dat het delen in het brood van respectievelijk de creolen en de Chinezen.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer Hindostanen zich in en rondom Paramaribo gaan vestigen om betere ontplooiingskansen te verkrijgen. Toen na een felle strijd om algemeen kiesrecht de Hindostanen ook stemrecht kregen, konden zij, ondanks het zeer onrechtvaardige kiesstelsel, mede invloed op het politieke gebeuren uitoefenen.
Onder: Vuurofferplaats bij een Sanatan Darm-huwelijk.
| |
| |
Leden van deze groep hebben sinds 1916, het jaar van de stopzetting van de immigratie, tot op heden van de laagste tot de hoogste functies in Suriname bekleed. Als nazaten van een boerengroep zijn ze nu in haast alle sectoren van de samenleving vertegenwoordigd.
| |
Religie
De Hindostaanse bevolkingsgroep kan in religieus opzicht in drie groepen verdeeld worden: hindoes, moslims en een kleine groep christenen. Het overgrote deel van de hindoes behoort tot de Sanatan Dharm, de meer orthodoxe richting van het hindoeïsme. Het andere deel hangt de Arya Samaj aan. Deze is gefundeerd op de leer van de negentiende-eeuwse hervormer Swami Dayanand. Ook de moslims zijn verdeeld in twee groepen: de Sunni's, de orthodoxen, en de Ahmadya's, die de negentiende-eeuwse hervormer Ahmad als hervormer en/of profeet erkennen. Naast deze groepen zijn er nog enkele kleinere sekten.
De orthodoxe hindoe gelooft dat de ene God zich in vele vormen kan manifesteren. De belangrijkste manifestaties zijn die van de schepper (Brahma), de onderhouder (Vishnu) en de vernietiger (Shiva). Deze goddelijke personificaties hebben elk hun gemalin. De gemalin van Vishnu, Lakshmi, is de belangrijkste. Zij is de godin van de rijkdom, de wijsheid en het geluk. Echtgenotes worden vaak ook als ‘ghar ke Lakshmi’, (‘de Lakshmi van het huis’) aangeduid, hetgeen geen garantie is dat zij altijd als zodanig wordt bejegend.
Vishnu, de onderhouder, is zelf vele malen op aarde geboren om onrecht uit te roeien. In Suriname vindt zijn verering plaats in de incarnatie van Krishna in de Bhagavadgita (het lied van de Heer) en als Rama in het Ramayana-epos. Ook de dienaar van Rama, Hanuman, de God die als aap wordt afgebeeld, wordt vaak aanbeden. De lange dunne bamboestokken met wimpels of vlaggetjes, die meestal voor de huizen van vrome, orthodoxe hindoes staan, wapperen ter ere van deze godheid. De verering van Rama en Hanuman is zo sterk in Suriname, dat vele hindoes het Ramayana als hun bijbel aanduiden. Het Ramayanaverhaal wordt vaak, voornamelijk in de droge tijd (september/oktober), opgevoerd als openluchttoneel en duurt meestal zeven dagen. Hoewel het verhaal bekend is, wordt de opvoering toch als spannend ervaren.
In de hindoetempels, mandirs genaamd, worden regelmatig op hoogtijdagen en op zondagen religieuze diensten georganiseerd. De gelovigen nemen dan hun eigen prasad (lekkernij) mee, die bestaat uit zoete meelgerechten met ghee (geklaarde boter) bereid, en vruchten. Deze prasad wordt na de dienst onder de gelovigen verdeeld. Iedere gelovige heeft tevens één keer per jaar een offerdienst bij hem thuis. In de offerdienst van de Sanatani's wordt naast de ceremonie een moraliserend verhaal verteld. In zo'n verhaal wordt vaak de nadruk gelegd op liefdadigheid waarbij Brahmanen de begunstigden zijn. Bij de Arya Samaj is het een zuiveringsceremonie waarbij offerformules in het Sanskriet bij het vuuroffer worden gelezen. De Sanatani's kunnen ook een jagya organiseren, een dienst die enkele dagen, soms tot een week lang, kan duren. Vaak worden deze diensten gehouden om een gunst van God te verkrijgen, bijvoorbeeld de genezing van een zieke of het slagen voor een examen. Ook dienen zij als dankdienst, die dan het resultaat is van een belofte die de gelovige aan God heeft gedaan.
Bij de dienst of in de mandir van de Sanatani's zijn er altijd beelden van de goden aan wie deze gewijd is. De Arya Samaj is echter streng tegen beeldenverering. Bij het huis van iedere gelovige hindoe is een plaats of een kamer die als offerplaats dient.
Tegenwoordig valt het toenemende aantal shivalay's (verblijfsplaats van Shiva) op. Dit zijn in feite tempels waarin slechts enkele mensen plaats kunnen nemen. Vaak verricht alleen het gezinshoofd daar zijn puja's (offers).
De priester, die de diensten leidt, wordt de pandit (geleerde) genoemd, ook al heeft hij soms weinig schoolopleiding. Bij de Sanatani's moet deze pandit een man uit de kaste van de Brahmanen zijn. Bij de
| |
| |
Arya Samaj kan iedereen die de gebeden kent de dienst leiden. Het bestaan van kasten die door de geboorte worden bepaald, wordt door de Arya Samaj ontkend.
| |
Feesten
Tot nog toe hebben de hindoes en moslims slechts twee van de elf nationale feestdagen toegekend gekregen. Voor de moslims is dat het Id Ul Fitr, de feestdag ter afsluiting van de Ramadan, de vastenmaand. Deze dag wordt in religieuze sfeer in eigen kring gevierd. Voor de hindoes is dat het Holi Phagwa. Deze dag heeft steeds meer een nationaal karakter gekregen en wordt dus ook door andere bevolkingsgroepen meegevierd. Het feest viert de overwinning van het goede op het kwade. Koning Hiranya Kashipu eiste van zijn onderdanen dat zij hem als God vereerden. Dit weigerde zijn zoon Prahluda te doen en hij moest mede door toedoen van zijn tante Holika op de brandstapel. Zij meende zelf niet door de vlammen verteerd te zullen worden. Het omgekeerde gebeurde echter. Holika werd het slachtoffer van haar eigen kwade opzet en de godvruchtige Prahluda bleef ongedeerd. Aan de vooravond van het Holifeest wordt Holika, en daarmee het kwade, ieder jaar symbolisch verbrand in de vorm van een grote brandstapel van gedroogde palmbladeren.
In Suriname wordt het Holifeest ook een dag eerder gevierd op de scholen. Men besprenkelt elkaar met gekleurde vloeistof en bepoedert elkaar met kleurstof en parfum. Daar komen ook uitspattingen bij voor: op school kan men eens ‘wraak’ nemen op de leraar, of men gooit vuil of rotte eieren naar elkaar.
Er worden bij het feest speciale liederen gezongen, cautals, waarbij twee groepen tegenover elkaar zitten en over en weer dezelfde woorden herhalen onder begeleiding van cimbalen. De cautal wordt afgewisseld met kabirs, enkele geïmproviseerde regels over allerhande zaken, bijvoorbeeld dat de gastheer gezegend moet worden met tweelingzonen. Holi is een uitbundig feest, er wordt veel gegeten en gedronken en men legt over en weer bezoekjes af.
Een ander feest is het Diwali dat in tegenstelling tot het Holi een bezinnend karakter heeft. Het is geen nationale feestdag, maar hindoes werken dan een halve dag of helemaal niet. Het is de feestdag van Lakshmi, gemalin van Vishnu, godin van rijkdom en geluk. Vrome hindoes vasten enkele dagen of weken voor het feest. De maaltijden en gerechten op deze dag zijn uitsluitend vegetarisch. 's Avonds als het donker begint te worden, worden in diya's, aardewerken kommetjes, lichtjes aangestoken. Men gaat ook naar de mandir om te bidden of men doet de radio aan om de tempeldienst te kunnen volgen en de gebeden mee te kunnen doen. De avond van Diwali is er een traditionele fakkeloptocht door de straten van Paramaribo en thans ook in sommige gebieden buiten de stad. Surinamers uit andere bevolkingsgroepen steken soms ook diya's aan. Het Diwalifeest is dus een lichtfeest, het is de overwinning van licht op duisternis, symbolisch van het goede op het kwade. Het feest valt altijd tijdens nieuwe maan wanneer de nacht erg donker is.
| |
De rol van de taal
Tijdens een dienst spreekt de moulvi, de islamitische voorganger Urdu en de pandit Hindi als hij bezig is met de uitleg van een tekst. In enkele gevallen wordt het Sarnami, de feitelijke moedertaal van de Hindostanen, gebruikt. De heilige mantra's en teksten zijn uiteraard in het Sanskriet. Het schijnt de religieuze leider niet altijd uit te maken of zijn gelovigen hem kunnen volgen of niet. Typerend voor dit verschijnsel is het commentaar van een vooraanstaande Sanatani pandit: ‘Ons geloof is als de zon. Om de zonnestralen op te vangen moet je bij haar komen. De zon kan niet bij jou komen’. Vaak worden godsdienst en taal met elkaar verbonden. Men denkt dat deze niet los te koppelen zouden zijn, en dat kennis van het hindoeïsme uitsluitend verkregen kan worden via het Hindi.
De doorsnee hindoe bezoekt of houdt op een vanzelf-
| |
| |
Rechts en midden: Schoolkinderen gooien elkaar met poeder op het Holifeest.
Onder: Bruiloftsgasten
sprekende wijze godsdienstoefeningen, als een manifestatie van zijn eigen godsdienst tegenover anderen. Hij luistert naar de klanken van de woorden, ademt de rook van het heilige vuur, ontmoet vrienden en kennissen, nuttigt de prasad na de ceremonie. Verder schijnt zijn belangstelling meestal niet te gaan.
Een groeiend aantal jongeren raakt gedesoriënteerd en probeert uit Nederlands- of Engelstalige werken meer over de eigen religie te weten te komen.
Anderen, een klein deel overigens, bezwijken onder de druk van talloze kleine christelijke sekten die onophoudelijk de Surinaamse bevolking bestoken en via de massamedia ongestraft denigrerende verwijzingen doen naar wat voornamelijk ‘het veelgodendom met vlaggetjes’ wordt genoemd. Ironisch genoeg zijn het juist deze sekten die vaak het Sarnami en slechts sporadisch het Hindi gebruiken om hun boodschap effectief over te brengen.
Voor zover politieke leiders in de groepstaal hun campagnes voeren is de keuze zelden het in Suriname gesproken Sarnami, maar vaak een qua grammatica, woordkeus en zinsbouw slechte benadering van het Hindi. Men zou kunnen tegenwerpen
| |
| |
dat politieke leiders geen taalgeleerden zijn, maar dan rijst de vraag waarom zij niet de omgangstaal spreken. Een concreet antwoord is moeilijk te geven maar over het algemeen kan men stellen dat over het Sarnami de misvatting bestaat dat dit een ‘tutal bhasa’, een gebroken taal zou zijn en dat de Hindostanen in Suriname aangekomen, hun taal, het Hindi vergeten of verbasterd zouden hebben. Het Hindi, hoe slecht dan ook, geeft de spreker een zekere waardigheid van beschaving en geleerdheid.
Bovendien, de menigte die zo'n politieke bijeenkomst bezoekt, gaat het meer om de sensatie, de roddelpartijen van politici over elkaar bestrijdende partijen, de anekdotes, dan om een zekere vorm van taal gepropageerd te horen.
Om de sfeer van culturele waardigheid op te houden, zenden particuliere radiostations uit in het Hindi (Urdu) dat weliswaar verzorgder is dan dat van politici maar ook veel te wensen overlaat. Bij sommige stations is het een modeverschijnsel geworden om vooral jeugdprogramma's te doorspekken met Engelse woorden om ze ‘modern’ te laten klinken. Het nieuws wordt in verschillende vormen aangeboden, van het hoog Hindi (gesanskritiseerd Hindi) dat voor veel Surinamers ontoegankelijk is en waarbij de toon zakelijk is, tot een mengelmoes van het Sarnami en het Hindi met anekdotes en humoristisch commentaar.
| |
Naamgeving
Shakespeare's retorische vraag ‘What's in a name?’ gaat voor de Hindostanen, en zeker voor de hindoes, niet op. Evenals het huwelijk is de naamgeving van een kind een belangrijke ceremonie, te vergelijken met een sacrament. De pandit komt er aan te pas in de hoedanigheid van astroloog. Aan de hand van maand, dag en uur van geboorte krijgt het kind een naam die alleen bestemd is voor de familie. Deze naam wordt verder aan niemand verteld om te voorkomen dat men het kind daarmee kwaad zou kunnen doen. Bij het huwelijk, of als er zich problemen voordoen waarbij men een pandit moet consulteren, wordt deze astrologische naam weer ter sprake gebracht. Het kind krijgt daarnaast een ‘naam voor het familieboekje’, die aangegeven wordt bij de bevolkingsregistratie. Die naam is de officiële. Meestal is er nog een derde naam die in het gezin wordt gebruikt. Vaak is deze een verkorte versie van de meestal langere officiële naam.
Haast alle namen hebben een betekenis. Soms is het de naam van een heilig boek zoals de Gita, soms een god zoals Rudra, of een abstract woord zoals Prem (liefde) of Amar (onsterfelijk). Het komt ook voor dat men naar de dag wordt genoemd waarop men geboren is. Een jongen die op dinsdag geboren wordt kan Mangru en een meisje Mangri genoemd worden. Er zijn ook namen met betekenisrijke achtervoegsels, bijvoorbeeld Tribhawannath, ‘de heer van de drie werelden’. Deze gewichtige namen raken nu uit de mode. Een ding is zeker: haast alle Hindostanen willen dat hun naam verder wordt gedragen. Daarom is de geboorte van een zoon voor de meeste mensen een mijlpaal in hun leven. Voor de hindoes is het ook nodig dat er een zoon is, om na de dood de ceremoniën rond de crematie te verzorgen. Sommigen adopteren een zoon als zij er geen hebben, zodat deze na hun overlijden voor hun zielerust kan bidden.
Tegenwoordig geven veel jonge ouders zelf aan hun kind een naam, die meestal alle bovengenoemde functies vervult. Westerse namen komen wel voor, maar in geringere mate dan bij de tweede generatie Hindostanen in Suriname (vaak kreeg het kind naast een Hindostaanse ook een westerse naam).
Terwijl de Hindostanen zoveel waarde hechten aan de naamgeving is het opvallend dat door de overheid aan openbare gebouwen en projecten zelden namen gegeven worden waarmee het Hindostaanse deel van de bevolking zich kan identificeren. Ook bij geografische namen vindt men haast geen spoor van de aanwezigheid van de Hindostaanse cultuursfeer. Op de kaart van Suriname is momenteel slechts één naam te vinden die de aanwezigheid van de Hindostanen bevestigt, namelijk Calcutta in Saramacca.
| |
| |
| |
Toneel en muziek
Over het algemeen kan gesteld worden dat de Hindostaanse contractarbeiders vooral volkskunst meegenomen hebben. De klassieke vormen van dans en muziek zijn later, mede door het werk van de Indiase ambassade, geïntroduceerd en eigen gemaakt. Enkele belangrijke vormen van traditionele zang zijn de bhajans (religieuze en stichtelijke liederen) en de birha's die steeds op eenzelfde toon en ritme gezongen worden, en die gaan over allerhande zaken zoals het verwelkomen van een bijzondere gast of het leveren van kritiek. Birha's kunnen in lengte variëren van tweeregelige tot meer dan dertigregelige verzen. De birha wordt gezongen bij de airwa ke nac (boerendans). De zanger staat meestal voor of tussen het publiek, plaatst linkerduim en wijsvinger bij het linkeroor met de hand losjes gespreid, terwijl hij de rechterhand vooruitsteekt. Na het zingen van enkele regels begint de andere participant harder op de nagara (soort trom) te slaan en begint de zanger een relatief simpele dans uit te voeren. Aan zijn benen heeft hij ghunghuru's (bellen aan de voeten) waarmee hij tevens ritme maakt. Er zijn soms meer dansers. De birha wordt vaak in een vraag-en-antwoordvorm gezongen, die vroeger uren kon duren.
De sohar wordt op de dag voor de feitelijke huwelijksinzegening en bij de geboorte van een kind, door vrouwen gezongen. De inhoud is vaak pikant en dan is mannelijk gezelschap ongewenst. In dit verband kan men ook het bestaan van nari samaj's (vrouwenverenigingen) noemen. Dit zijn orkestjes met dezelfde instrumenten als bij de baitak gana, waarin uitsluitend vrouwelijke leden mogen spelen. Zij treden behalve bij genoemde gelegenheden ook op de radio of televisie op. Enkele zangeressen van deze verenigingen zijn legendarisch geworden.
Na een tijd van relatieve inactiviteit hebben culturele verenigingen recentelijk een aardig aantal toneelstukken met succes opgevoerd. Voor de film zijn invloed deed gelden, handelden vrijwel alle toneelstukken over de Indiase geschiedenis of mythologie. Zij worden meestal opgevoerd op bruiloften, waarbij een klein orkestje de toneelspeler begeleidt bij een lied of bij andere stukken waar dit nodig mocht zijn. Deze nataks (toneelstukken) kennen geen decor. De vertolkers komen van achter een doek te voorschijn en verdwijnen er weer achter na hun tekst gezegd te hebben. Zij dragen fleurige kleding die vaak licht weerkaatst; vooral de kostuums van figuren met een hoge status, zoals die van koning of prins zijn indrukwekkend.
Aan de rolbezetting nemen uitsluitend mannen deel. Alle acteurs gebruiken een dikke laag witte schmink om het gezicht te bedekken, terwijl er ook nog tekens op het gezicht worden aangebracht ter herkenning van de status van de figuren. De vrouwelijke rollen worden door jonge mannen of mannen met een hoge stem gespeeld. Er wordt tijdens het spel ook vaak geïmproviseerd in de dialoog. Een spannend stuk is er een waarin veel met degens wordt gevochten tot de vonken er letterlijk van afvliegen.
Zo'n opvoering duurt na de huwelijksinzegening van rond elf uur 's avonds tot vijf uur in de ochtend. Deze vorm van toneel is bezig te verdwijnen. Media als film en video en het feit dat de tegenwoordige Hindostaan wat meer eisen stelt aan de presentatie en de belevingswereld van de hedendaagse realiteit, maken deze toneelvorm niet meer zo interessant. Soms worden de liederen uit de nataks nog gezongen tijdens baithak gana-optredens. Een baithak gana-orkestje bestaat uit een harmunia (harmonium), dhol (trom), dantal (percussie instrument) en sarangi (soort viool) soms aangevuld met marakas. Dit orkestje dat nog steeds bij kleine bijeenkomsten en feestjes optreedt, vormt een soort inleiding voor het grotere orkest dat later zal volgen op een bruiloftsfeest. Het orkestje heeft altijd de launda ke nac of chokra-dans (jongens- of knapendans) begeleid. Bij deze dans verkleedt een jongeman zich als vrouw. Sommige gasten dansen met hem alsof hij werkelijk een vrouw is.
Het grote orkest dat later optreedt, speelt meestal filmliederen die in een nieuw jasje zijn gestoken door ze op een westerse wijze, met vooral westerse instrumenten te presenteren. Hiermee wordt voorzien in de
| |
| |
toenemende behoefte aan dansmuziek. Aanvankelijk werd deze vorm van dansen als iets barbaars gezien. Ook worden populaire hits uit de westerse popmuziek verhindostaanst door ze van een Hindi-tekst te voorzien en de bestaande melodie een Hindostaans tintje te geven. Het aantal orkesten dat zowel Hindostaanse en niet-Hindostaanse liederen en melodieën zingt en speelt, neemt toe.
Tijdens een bruiloft kan men zien hoezeer de Hindostaan prijs stelt op eer. De zangers krijgen zowel van de familie van de bruid als van die van de bruidegom geldprijzen, die via de geluidsinstallatie van de muziekband bekend gemaakt worden.
Natuurlijk wil niemand achterblijven en het orkest weet precies hoe de gulle gever bedankt moet worden om meer geldprijzen van anderen binnen te halen.
| |
Levensfasen
De hindoe verdeelt het leven in vier fasen: in de eerste fase moet hij zich voorbereiden op het leven en
Boven: Chokra-danser, begeleid door een baithak gana-orkest, treedt op bij een voorbereidingsritueel van een huwelijk in het huis van de bruidegom.
Links: Rotibakkers in de Suryah Mandir, bijeen ter gelegenheid van een dankdienst.
| |
| |
kennis opdoen; in de tweede moet hij huwen, rijkdom vergaren, kinderen verwekken en voor hun opvoeding zorg dragen; in de derde fase moet hij geleidelijk aan afstand nemen van het wereldse en ten slotte moet hij alles wat met het aardse te maken heeft, verlaten en zich voorbereiden op het hiernamaals, in de Superziel, de Paramatman. Zij die dat niet kunnen, blijven verstrikt in de kringloop van levens die, al naar gelang de verdiensten van het vorige, beter of slechter worden. Gezien in het licht van het boven aangehaalde is het huwelijk het belangrijkste moment van het leven.
Een bruiloftsfeest is altijd een kostbare zaak geweest. Vooral voor de familie van de bruid was het een zware taak om een bruidsschat aan de familie van de bruidegom te betalen en daarnaast op te draaien voor alle kosten van het feest.
In Suriname is de traditie van de gedwongen bruidsschat vrijwel verdwenen. Bij de moslims wordt de bruidsschat, die uit een symbolisch geldbedrag bestaat, aan de familie van de bruid betaald.
Voor de huwelijksvoltrekking, die plaats vindt ten huize van de bruid, zijn er reeds enkele ceremoniën geweest zowel bij de bruid als bij de bruidegom. Op de dag van het huwelijk vertrekt een bruiloftsstoet met vooraan de bruidegom en daarachter de wagens met familieleden, vrienden en kennissen. De bruidegom draagt een geel gewaad over zijn westerse kleding met een gele tulband op zijn hoofd, waarop een soort kroon (maur) wordt geplaatst. Bij het huis van de bruid aangekomen wordt er vuurwerk afgestoken of op de daphla (een platte trom) geslagen om de komst van de bruidegom aan te kondigen. De vader van de bruid komt met een delegatie genodigden de bruidegom tegemoet om hem te verwelkomen. De pandit doet hierna een ceremonie.
De huwelijksinzegening vindt plaats in een aanvankelijk van bamboe, maar tegenwoordig van hout of metaal gemaakte open tent (maro) die rijkelijk versierd is. Daarin bevinden zich vele vruchtbaarheidssymbolen zoals een bananenplantje en kokosnoten. Nadat de bruid plaats heeft genomen in de maro begint de pandit met enkele rituele handelingen.
Dan pas mag de bruidegom ook toegelaten worden. De ceremoniën duren bij de orthodoxe hindoes langer (zo'n twee uur) dan bij de Arya Samaj (ongeveer een uur). Het hoogtepunt is de kanyadan, het moment waarop de vader van de bruid haar schenkt aan de bruidegom. Volgens hindoe-opvattingen is dit de grootste gift die een mens op aarde kan doen. De bruid en de bruidegom lopen zeven keer rond het offervuur waarna het huwelijk voor dit leven en tevens voor andere levens gesloten is, want een hindoe kent geen echtscheiding. De pandit, die tevens optreedt als ambtenaar van de burgelijke stand, laat dit heugelijke feit registreren op de eerstvolgende werkdag.
Tegenwoordig kiezen jonge mensen steeds meer hun levensgezel(lin) zelf, vooral in de stad, waar de kans groter is dat jongens en meisjes elkaar ontmoeten. Velen leren elkaar tijdens de schooltijd kennen. Op het platteland komt het eerder voor dat de ouders of familieleden en vrienden de bruid of bruidegom zoeken. Bij het zoeken of bespreken van de bruid spelen traditionele criteria zoals kuisheid, ontwikkeling, sociale achtergrond en ook nog de huidskleur een belangrijke rol. Dat een meisje bij voorkeur blank moet zijn, wordt zo vanzelfsprekend geacht als de hemel blauw is. Er bestaat zelfs een woord ‘gori’ (blank meisje = mooi meisje) om dit begeerde type aan te duiden. Er zijn talloze films en liederen die haar beschrijven, bewonderen en aanbidden. De beschrijving van een lelijk meisje begint met ‘ze is zwart’, waarna de overige kwalificaties volgen.
Daarom kiest de Indiase filmindustrie blanke meisjes als actrices en zij die het niet zijn verven zich als zodanig. Blank is ook de kleur van de meeste goden. Het Hindostaanse huwelijk is een zeer vaste verbintenis. Mannen mogen hertrouwen als de vrouw overleden is of ze kunnen er heimelijk een maitresse op na houden, maar voor vrouwen ligt dat moeilijker, vooral op het platteland, waar meestal de schoondochters nog bij de schoonmoeders inwonen en geen werk buitenshuis verricht wordt. Bij de Sanatan Dharm is het helemaal onmogelijk voor een vrouw om te hertrouwen volgens hindoe-riten. Er wordt van haar ver- | |
| |
wacht dat zij levenslang weduwe blijft en op de dood wacht om met haar man herenigd te worden. Veel weduwen in Suriname nemen het niet zo nauw meer met het verbod om te hertrouwen. Zij volgen het westers voorbeeld en zodra een tweede man hun pad kruist, leiden ze weer een gezinsleven. De Arya Samaj heeft zich altijd verzet tegen de achtergestelde positie van vrouwen en het hertrouwen van de weduwe is dan ook altijd toegestaan geweest. Moslims hebben er evenmin moeite mee dat een weduwe hertrouwt.
| |
Het einde van het leven
Bij een sterfgeval komen de familie en anderen bij elkaar om thuis bij de overledene te bidden, te zingen en voor te lezen uit een van de heilige geschriften. Meestal is er een pandit aanwezig die de gang van zaken leidt. De bijeenkomst duurt van ongeveer zeven tot negen uur 's avonds. Bij de Sanatan Dharm worden op de tiende dag speciale Brahmanen, de Mahapattars, uitgenodigd om te eten, van wie
Boven: Lijkverbranding op de crematieplaats aan het eind van de Weg naar zee.
Links: Een pandit leidt een ceremonie ter afsluiting van een rouwperiode.
| |
| |
Leerlingen van de Hirasinghschool in Paramaribo.
geloofd wordt dat zij voor de overledene de maaltijden gebruiken. Daarom probeert men hen zoveel mogelijk te laten eten en drinken en geeft men hen daarvoor soms forse geschenken.
Op de twaalfde dag na het overlijden laten alle zonen van de overledene zich kaal scheren als teken van rouw en soms ook anderen die dezelfde familienaam dragen. Op deze dag houdt de pandit een dienst voor de zielerust van de overledene, waarna tijdens de maaltijd, altijd vegetarisch, een deel van alle gerechten opzij wordt gelegd voor de overledene. De familie deelt geschenken uit aan Brahmanen, die speciaal hiervoor zijn uitgenodigd.
Ook de pandit die de dienst leidt krijgt geschenken. Soms schenken nabestaanden een koe aan de pandit, vanuit het volksgeloof dat de overledene haar staart zal kunnen pakken om uit de onderwereld te geraken. Soms vraagt de pandit een (kleine) gouden koe als hij geen raad weet met een koe in natura. Minder draagkrachtigen vervaardigen een koe van klei, waarmee genoegen wordt genomen. Deze ceremoniën voor de zielerust worden zes en twaalf maanden na het overlijden herhaald.
De crematie zelf geschiedt aan zee, om omstreeks twee uur in de middag. Dat gebeurt onder politiebewaking omdat er in Suriname nog geen crematorium is en de crematie-omstandigheden relatief primitief zijn. Wanneer het lijk uit de lijkwagen wordt weggedragen, zitten de aanwezigen op hun hurken en zeggen in koor ‘Ram nam satya hai’ (de naam van Rama (God) is de waarheid). Dit gebeurt vijf maal totdat het lijk op de brandstapel is gelegd. Er is gelegenheid om alsnog afscheid te nemen van de overledene door het strooien van bloemen over het lichaam. Dit wordt vervolgens uit de kist gehaald en op de brandstapel gelegd. De kist wordt kapot geslagen en ook op de brandstapel gelegd. De oudste zoon zit met de pandit voor een korte ceremonie, waarna hij vijf maal om het lijk heen loopt en de brandstapel aansteekt.
De aanwezigen trekken zich terug in een open tent waar gewoonlijk nog een preek van de pandit volgt.
| |
| |
Ofschoon de hindoe gelooft dat de dood slechts een overgang betekent van de ziel van het ene lichaam naar het andere, barst de naaste familie in geweeklaag los, waarbij vooral de vrouwen de deugden van de overledene bezingen. De naaste familie blijft tot het lijk nagenoeg helemaal door het vuur verteerd is. De volgende morgen komt men terug om de as te verzamelen om deze in de zee of in de rivier te strooien. Zo kunnen de overblijfselen van het lichaam, evenals de geest, wederom deelnemen aan de kringloop van de natuur.
| |
Cultuur in verandering
De eens spreekwoordelijke zuinigheid van de welgestelde Hindostanen is nagenoeg verdwenen. Zij vieren ook uitbundig feest, laten fraaie woningen bouwen, reizen graag, kopen kostbare sieraden voor hun vrouw en rijden indien mogelijk in een mooie auto. Zij zijn niet meer uitsluitend afhankelijk van de landbouw. Velen zijn handelaren, intellectuelen en ambachtslieden. Zijn gezichtspunt heeft hij verbreed door scholing. Dat heeft hem de gelegenheid verschaft zich andermaal als ondernemer, intellectueel of politicus te bewijzen.
In zijn gezin is de Hindostaan echter traditioneel gebleven. Weliswaar vermindert het aantal families met restanten van het ‘joint-family’- systeem, waarbij gehuwde zoons soms bij hun ouders inwonen en waar het gezag van de vader of grootvader geldt, maar het fenomeen samenwonen van jonge ongehuwden is nauwelijks denkbaar. Het concubinaat van andere bevolkingsgroepen heeft in feite weinig invloed gehad op de levenswijze van de Hindostanen. Het huwelijk wordt door veel jonge mensen juist als het ideaal gezien. Dit ideaal wordt gevoed door de talloze Indiase films die in vele videotheken te huur worden aangeboden of thans, in mindere mate, in de bioscopen te zien zijn. Haast iedere Hindostaan die het zich maar enigszins kan permitteren beschikt over een videorecorder. Met de films worden taal- en cultuurgebondenheid van de hindoes en moslims versterkt. Als in het verhaal een jongen en een meisje elkaar ontmoeten, zullen ze in het overgrote deel van de films op het einde nog lang en gelukkig met elkaar leven, waardoor veel jongeren een rooskleurig beeld van het huwelijk wordt gegeven.
De filmmuziek is erg populair en het imiteren van Indiase zangers is dan ook een continu proces. Soms bestaan er drie nagezongen versies van hetzelfde filmlied. Indiase artiesten worden groots verwelkomd bij shows, die vaak uitverkocht zijn. Het Indian Cultural Centre van de Indiase ambassade verzorgt lessen in klassieke muziek en dans, die druk bezocht worden. Dit centrum organiseert enkele keren per jaar, soms met medewerking van anderen, shows die druk bezocht worden. Zoals eerder gezegd bestaan er veel orkesten die zowel Hindostaanse als westerse muziek spelen. Er worden ook door Hindostaanse verenigingen feesten gegeven, zoals ter gelegenheid van Phagwa, waarbij gedanst wordt, maar voor de meisjes is er dan meestal minstens een persoon die haar in de gaten houdt. Het aantal meisjes dat dit soort feestjes bezoekt is relatief gering. Bovendien kennen de districten, waar het dansen van een meisje met een jongen in het openbaar nog als iets ongewenst wordt gezien, dit soort openbare feesten niet.
Hoewel er nog steeds in Hindi lessen worden gegeven op de Hindi-scholen waarvan de diploma's thans erkend worden door het ministerie van Onderwijs, is het enthousiasme voor het volgen van deze lessen de laatste jaren ietwat gedaald. Aan de andere kant kan men steeds meer Hindi-programma's beluisteren op de particuliere radiostations. Bij het Hindi-onderwijs ziet men wederom de neiging van Hindostanen om conflicten zoveel mogelijk uit de weg te gaan. In plaats van zich te beijveren om ruimte voor de taal in het curriculum op school te verwerven, doet zich wederom het verschijnsel voor zoals bij radio en tv: in plaats van te vechten voor een kamer in hun huis, bouwt men een hokje ernaast.
Krish Bajnath
|
|