verschijnt, sta op, wandel en zie! en gij zult meer en meer doordrongen worden
van de schoonheden der natuur en van de majesteit Gods!
Wat is het heerlijk, de dennen verlicht te zien door de vurige
stralen der dalende zon! hoe purperrood zijn dan hunne stammen, hoe schoon
hunne mannelijke kruinen! En die grootsche eiken! Maar, ach! die
natuurtooneelen zijn niet te beschrijven, zij zijn slechts te gevoelen.
Bid God om geloof en gij zult u getroost vinden in de stormen, die u
zullen teisteren!
Één ding slechts zou mijne begeerte zijn, te weten,
deugdzaam te leven en dan spoedig deze aarde te verlaten, want met smart heb ik
opgemerkt, dat het leven meer dan drie vierden schaduwzijde is.
Hoe komt het toch, dat de mensch zoo dikwijls een aardschen
weldoener voor eene kleinigheid groote dankbaarheid bewijst en bijna altijd den
grooten Hemelschen gever, die ons alles schenkt, in de hoogste mate schandelijk
ondankbaar bejegent, zoo weinig aan Hem denkt, Hem zoo weinig eert en
bemint?
Als men in voorspoed leeft, ach! dan gevoelt men zoo weinig behoefte
aan den Vader daarboven, dan denkt men zoo weinig aan Hem! Dan alleen gevoelt
men behoefte aan Hem, zoodra wij in een of ander