De ziekte der geleerden(1807)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina IX] [p. IX] Manilius astronom. lib. II. Omnis ad accessus Heliconis semita trita est, Et jam confusi manant de fontibus amnes, Nec capiunt haustum, turbamque ad nota ruentem. Integra quaeramus rorantes prata per herbas, Undamque occultis meditantem murmur in antris, Quam neque durato gustarunt ore volucres, Ipse nec aethereo Phoebus libaverit igne. Nostra loquar. Nulli vatum debebimus orsa; Nec furtum, sed opus veniet; soloque volamus In coelum cursu; priva rate pellimus undas. [pagina X] [p. X] Geen voetspoor naar Parnas, of 't pad is platgetreên; De bronnen vloten tot een waterpoel in een, Daar alles zich verdringt om 't drabbig vocht te leppen: Wat zouden we in den hoop onzuivre teugen scheppen? Neen, zoeken we ons veeleer eene onbezochte beemd, Eene ader, die voor 't eerst met ruischen aanvang neemt, In afgelegen rots voor 't volksgewoel beveiligd, Nog door geen snavelspits van nachtgespuis ontheiligd, Nog frisch en ongerept van 't blaakren van de zon! Ja, oopnen we ons in 't hart eene ontoegangbre bron! Geen Dichter borge ons stof! geen heimlijk opgevangen, Geen nagebootste kunst make aanspraak op mijn zangen! Verheffen we ons alleen door 't eenzaam hemelspoor, En streve onze eigen hulk een nieuwe zeeplasch door! Vorige Volgende