Bericht wegens het volgende Dichtstuk.
Of Nero hier in zijn ware gesteldheid, verbitterd door de
omstandigheden waarin hy zich geplaatst zag, en dwingland uit verontwaardiging
over al wat hem omringde, en niet door een ingeboren wreedheid, gelijk men hem
toeschrijft, wordt voorgesteld, doet in der daad niet tot het Dichtstukjen;
maar raakt de Filozofie der Historie: en het zou te onpas zijn, hier dit punt
te willen onderzoeken. Zoo veel is zeker, dat Rome-zelf ongelijk gunstiger over
hem dacht, dan men gewoon is hem af te schilderen. Een Vorst, wiens naam een
zijner Opvolgeren aanneemt om zich aangenaam te maken, en wiens nagedachtenis
door eeu' volgenden gevierd wordt, is dat monster niet, dat een Staatsparty van
hem maakt; en ware Nero op een andere wijze en in eene andere gesteldheid van
zaken, Keizer geworden, hy had als Titus bemind kunnen zijn. Zijne ondeugden en
zwakheden waren die van zijn tijd en volk: zijne wanbedrijven, eerst gevolgen
van noodzake, naderhand van eene dartle moedwilligheid die de openbare meening
had leeren verwachten; en heel de gelukkige aanleg dien hy van de natuur had
ontfangen, werd in hem verstikt, door den dwang, hem opgelegd. Men leze zijne
geschiedenis onvooringenomen, en vatte het ware oogpunt, om dit zijn Afbeeldsel
te beoordeelen! De Dichter heeft zich in Neroos plaats gesteld, en dit was, hem
doende spreken, zijn plicht.