Winterbloemen
(1811)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
[pagina 68]
| |
Ik bind het uitzicht van mijn leven,
Na 't duiken in de stille koets,
Aan 't bed des Rhijn- of Amstelvloeds,
Noch 't toegejuich van later neven:
Ik sta dien ijdlen naroem af,
En laat niets achter by het graf.
Laat andre wieken hooger zweven
Dan 't voorbeeld dat mijn ijver gaf!
Neen, 'k maak met onbeduidend pralen
Geen aanspraak op de onsterflijkheid,
Lyceet, waarmeê uw hart zich vleit.
Gy moogt haar door uw kunst behalen!
't Is Ega, Vaderland, en Vorst,
't Is kroost en vriendschap, die mijn borst
Met teder plichtgevoel doorstralen;
Geen blakerende gloriedorst.
| |
[pagina 69]
| |
Vergaan zy, die gevoelens wraken,
Uit zulk een bronaâr opgeweld.
'k Vergun aan de eerzucht ruimer veld:
Zy klouter' vrij langs steile daken,
En storte, als de arend in zijn vlucht,
Van uit een hooger hemellucht,
Om valsche donders los te braken,
Met ijdel rommelend gerucht!
Neen, moog mijn zang slechts enklen streelen,
En balsem druppen op één wond!
Hun kring is my het wareldrond,
Die met my hart en inborst deelen.
En zij' by later Nageslacht,
Zoo stijlgebrom of woordenpracht
Den Dichter ooit moet aanbevelen,
Mijn naam, mijn zangkunst nooit gedacht!
| |
[pagina 70]
| |
Mijn Gade! heilig zijn die zangen
Die tranen lokken uit het hart,
Wanneer we in saamgesmolten smart
Elkander aan den boezem hangen,
En vloemschakeeren zij aan zij,
Verloren in de melody
Die we uit elkanders lippen vangen:
Daar haalt geen dartel feestchoor by!
Ja, heilig zijn zy allen braven
Wier borst voor God en heiland aâmt,
Zich Christendom noch waarheid schaamt,
Maar beide met heur bloed durft staven.
En, zijn zy dan een waanziek rot,
Met God en Jezus kruis, ten spot,
Laat andren zich den roem verslaven!
De wijze maakt zijn eigen lot.
1810. |
|