Leven, ach! Wat zijt gij toch?
(2006)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdDe pen aan de schrijver aant.Laat me eenmaal rust: het is het recht
van d' u zo lang getrouwe knecht.
'k Ben steeds het speeltuig van uw geest,
en tolk van uw gevoel geweest,
die immer in uw dienst vernoegd,
't papieren veld heb doorgeploegd
en stortte tienmaal zoveel inkt
dan ge in tien jaar aan wijn verdrinkt;
ja, stond bij nacht en dag gereed
in vrolijkheid en hartenleed. -
En, heb ik soms wat inkt verkwist,
of was mijn punt niet wel gespitst,
nooit heeft zij zich gedoopt in gal,
noch werd bestierd door 't blind geval,
| |
[pagina 101]
| |
noch zocht door opgepronkte kunst
bij tijdgeest, volk, of vorsten gunst;
maar troostte zich der bozen haat,
der domme wereld blinde smaad,
en bleef in ballingschap en nood,
bij welvaart, en gebrek aan brood,
zichzelve en ook uw hart gelijk,
en waard de naam van bilderdijk.
Zo diende ik zestig jaren lang,
en trotste vijandschap en dwang,
en zag, de geest der eeuw ten spijt,
vrijmoedig uit naar beter tijd;
of mooglijk weer een flikkerglans
zich op moog doen aan 's hemels trans,
dat waarheid eens niet meer in 't land
verstikt word' door het onverstand,
maar onzer vaadren aard herbloei'
en 't dartel onkruid weer besnoei'.
Dan, ach! Wat werd er van die hoop!
De stroom van dwaasheid houdt zijn loop,
uit bodemlozen poel geweld,
terwijl de tijd ten afgrond snelt
hoezeer men luchtkasteelen bouwt;
en gij en ik, te saam veroud,
en afgesleten evenzeer,
wij dienen voor deze eeuw niet meer.
Dus geef mij eindlijk mijn ontslag,
neem zelf uw rust op d' ouden dag,
en of men lof of laster schreeuw,
vertrouwen we op geen wijzer eeuw.
1828
|
|