Leven, ach! Wat zijt gij toch?
(2006)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Aan een vriend aant.Bij de bevalling zijner egadeHou op, mijn goede vriend, hou op!
Halt ein! Cessez! Piano! Stop!
Of 'k heb de brui van 't verzenmaken.
Dat houdt geen arme dichter bij,
al hield gij hem het rijmwoord vrij:
daar is een maat in alle zaken.
Pas zong ik u een stoute knaap
met d' eerste wiegzang in de slaap,
of, eer men 't jaartal rond kan tellen,
daar komt opnieuw een kleine meid,
die ook al om een versje schreit,
en 'k moet haar ook tevreden stellen.
Dat schikt niet, vriendlief, dat gij 't weet!
Ik schei er uit als kraampoëet,
of 't dient wat minder druk te lopen.
Geloof niet dat ik met zo'n hort
de verzen uit mijn koker stort,
als gij uw borstrok los kunt knopen.
Voor u is 't wel. Gij neemt uw pret,
en legt uw hoofd weer neer in 't bed,
en denkt om kraam noch kraamdichtmaken:
maar 't vrouwtje zucht dan maanden rond,
en trekt zo menig zure mond;
en ik, ik moet een nacht aan't waken.
Een nacht? Ja mooglijk tien of meer;
en zit, en denk de kop mij zeer,
met woorden aan elkaar te lijmen,
| |
[pagina 55]
| |
op dat, na honderd jaar misschien,
uw achterkleinzoonskind moog zien
hoe meesterlijk onze eeuw kon rijmen.
Vooral niet, vriend; dat gaat niet aan:
met driemaal kan een mens volstaan,
en 'k heb mij driemaal hees gekreten. -
Doch zijt gij 't knoeiwerk nog niet moe,
zie daar dan nog een heilwens toe,
om u de maat recht vol te meten!
Geluk! Geluk, met dit uw kind,
en die gij verders overwint,
tot aan het twintigste ingesloten!
En zijt ge dan nog niet voldaan,
zo spreek de ouden paai weer aan,
tenzij hem de ogen zijn beschoten.
Doch wilt gij eene raad daarbij,
zo neem uw voorbeeld thans aan mij,
die voor heb, mij tot rust te geven:
en leef (voor 't oovrig) wel getroost,
gelukkig in uw bloeiend kroost,
met haar die 't zoet is van uw leven.
1812
|
|