De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[pagina I]
| |
Aanhangsel. | |
[pagina III]
| |
Mijne eenige.Ga naar voetnoot*Gy, kleiner schoonheên van de Nacht,
Die meer door aantal dan door kracht
Van licht of heldre glansen,
Het oog van uw beschouwers trekt,
Wanneer gy 't ledig veld bedekt
Der ruime Hemeltransen:
Wat zijt gy, als de zilvren maan
Haar hooge standplaats koomt beslaan?
Gy, vrolijk lachend veldgebloemt',
Het geen de Lent haar eerst'ling noemt,
Omhangen met scharlakenGa naar voetnoot1:
Wat praalt gy op uw rijken zwier,
En 't dartel henglen van Zefier
Om uw gebloosde kaken?
Wat zijt gy, als de Rozenspruit
Haar bloesemknopjen opensluit?
Gy, zoete zangers van het woud,
Die 't alles opgetogen houdt
Van 't lieflijk Lentekwelen,
Wanneer gy, zonder maat of dwang,
Uw kunsteloozen minnezang
Doet ruischen door de abeelen:
Wat zijt gy, wat 's uw zangrig schoon
By Filomeeles toovertoon?
| |
[pagina IV]
| |
ô Lieve stookster van mijn gloed,
Aan wie mijn boezem hulde doet!
Vergeefs zoude ik u roemen.
Gy, gy zijt onder 't boschgekweel
My de eenig waarde Filomeel;
Gy, 't Roosjen by de bloemen;
Gy, Cynthia by 't starrenlicht,
Waar al wat oogen trekt, voor zwicht;
Gy, al wat in 't Heelal voortreflijkst is te noemen.
Naar het Engelsch van wotton.
|