De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Briefwisseling met den edelen Recensent]Eindelijk had dan toch een Nederlandsch hart aan den balling met een hooger en edeler doel, dan om zich eenige uren in zijne overgemaakte poezy te verlustigen, gedacht! De even genoemde Recensent had, door tusschenkomst van Bilderdijks jongsten broeder, hem zijne alleszins prijzende kritiek doen toekomen, maar met het bepaalde doel, om te beproeven of niet door gemeenschappelijk overleg een beter lot, en wel in des Dichters eigen Vaderland, voor hem te bewerken ware. Met dankbaren weemoed werd deze opening door Bilderdijk beantwoord, en er volgde eene wisseling van | |
[pagina 170]
| |
denkbeelden, mededeelingen, vragen en oplossingen, die dan ook in het eind, hoe zeer niet zonder aanmerkelijke teloorstellingen in de wijze waarop, binnen den tijd van een jaar de verwezenlijking van het edelaartig plan des ongenoemden Weldoeners ten gevolge hadden. Ik geloof niet dat het, zonder de tusschenkomst van het hardnekkigst vooroordeel mogelijk is, die Brieven onaangedaan te lezen, waarin (het spreekt van zelve, met de loffelijkste bedoelingen!) toch een man als onze Dichter, om den Vaderlandschen bodem weder te zullen mogen betreden, tot verantwoording geroepen wordt over een aanmerkelijk deel van zijn afgelegden levensweg, over de meest kiesche soms en te gelijk kleinste aangelegenheden van zijn openbaar en huisselijk leven, - tot beantwoording of oplossing van allerlei aantijgingen en verdenkingen, door openbare of naamlooze tegenstanders, door onbestemde en, als het gaat, uit waar en onwaar, mogelijk en onmogelijk, gemengde geruchten, aan de goede bedoelingen van den trouwen Briefschrijver in den weg gelegd. Op al de hem voorgelegde punten zijn de antwoorden van den dichterlijken balling nadrukkelijk en eenvoudig, waardig, niet zelden luimig, altijd merkwaardig voor de kennis van zijne wijze van zien en karakter. Afdoende zijn zy op alle hoofdzaken, - zegevierend, in het bijzonder, tegen ingebrachte bedenkingen, als of (wy zagen reeds vroeger | |
[pagina 171]
| |
de wederlegging) zijne uitzetting als zoodanig door de toenmalige Regeering niet zoo ernstig gemeend was geweest; - in elk geval, de te rug keer in het Vaderland nu sedert lang voor hem opengestaan had, en dus mogelijk was geworden. - Wat zou hem beletten van de Amnestie gebruik te maken? had men gevraagd. - Alles, was het eenvoudige antwoord, gestaafd door een vijftal redenen, die men wederom in den Brief zelvenGa naar voetnoot* lezen moet, om ze niet alleen in hare kracht, maar in haren altijd puntigen en oorspronklijken vorm te waardeeren. De eerste dier redenen volge hier letterlijk: ‘Ik heb van de amnestie geen gebruik te maken, want ik kan inkomen zonder amnestie. Ook slaat de amnestie volstrekt niet op mijn geval. En zoo er amnestie te pas koomt, zoo ben ik 't die ze zou moeten geven, niet nemen.’ De redenen, die hem werkelijk tot hier toe verhinderd hadden, en buiten het geval van veranderde of veranderende omstandigheden moesten verhinderen in Nederland te rug te keeren, komen verder neder op het volgende. Na de eenmaal geleden ballingschap stond in zijn Vaderland geen fatsoenlijk en toereikend middel van bestaan voor hem open. In de Rechtspraktijk als een jong Advocaat weder in te vallen, was noch oorbaar, noch eigenlijk denkbaar. Evenmin waren posten voor hem bereikbaar of | |
[pagina 172]
| |
aant.begeerlijk. Zelfs om privaat onderricht te geven, meende hy dat men actief burger moest zijn, deel nemende aan hetgeen hy de usurpatie der Souvereiniteit achtte; - tot passive gehoorzaamheid, de erkenning en eerbiediging der eenmaal bestaande Regeering was en bleef hy, natuurlijk, altoos bereid. Alleenlijk om met Curatoren in onderhandeling te treden over de verbinding aan eene Universiteit vond hy geen bezwaar, alzoo hy in de betrekking van Docent of Hoogleeraar zich als vreemdeling, of bloot tijdelijk inwoner, beschouwen kon. |
|