De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Te Brunswijk]Van de tien jaren zijner verwijdering van den vaderlandschen bodem heeft hy een achttal te Brunswijk doorgeleefd. In meer dan één opzicht is dat achttal wel onder de meest gelukkige, althands vreedzame, dagen van zijnen manlijken leeftijd te rekenen. Wel hadden moeite en verdriet, dáár als elders, toen als vroeger en later, haar aanmerkelijk deel in | |
[pagina 121]
| |
aant.de ondervindingen van zijn leven en gezin; wel waren het ook hier oogenblikken van zorg en verlegenheid in het tijdelijke, herhaald verlies van tedere spruiten, ernstige en gevaarlijke krankheden, doch waaruit hy dan telkens met vernieuwde veêrkracht als herrees. Wel was hem, den Amsterdammer van top tot teen, den Nederlander in merg en been, het Duitsche leven, de Brunswijksche atmosfeer, en bodem, en bouwtrant niet bijzonder gevallig, ja in oogenblikken van dichterlijke overgevoeligheid, schier ondragelijk. Maar tusschen dat alles heen was er in vele opzichten vrede in zijn gemoed, bij het genot van den geleerden arbeid buitenshuis, van de rust en de ontspanning, in wederom anderen arbeid, in den schoot des gezins. Aan het zien van menschen, waaraan hy ook destijds geen groote bchoefte had, kon hy, nu eenmaal zich op een voet van zekere vrijheid in het maatschappelijke leven geplaatst hebbende, naar welgevallen zich onttrekken of by wijlen eenig deel nemen. Het hof of de cirkels der aanzienlijke Uitgewekenen heeft hy zeker niet druk bezocht, schoon hy in deze laatste althands van tijd tot tijd verscheen en aan de gesprekken van den dag deel nam. Enkele meer intieme vrienden waren hem in het land zijner vreemdlingschap by uitnemendheid tot leering en verkwikking in den omgang. Dus, onder anderen, de Geheimraad von Zimmermann, Natuurkundige en | |
[pagina 122]
| |
aant.Botanist, van wien hy met zoo veel ingenomenheid den naam heeft aangehaald, en eene belangrijke plaats overgenomen over de bevruchting der bloemen, in de Voorrede der Nieuwe Mengelingen.Ga naar voetnoot* Maar ook vooral de kundige en vroome De Luc, met wien hy een tijd lang hetzelfde huis bewoond heeft, en die zich aan den merkwaardigen Hollander zoo ontzachlijk gehecht voelde. |
|