De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Des dichters vader, Dr. Izaak Bilderdijk]Doch niet in dit opzicht alleen verdient by een levensoverzicht van zijnen zoon ook Dr. Izaak Bilderdijk eenige meer dan gewone opmerkzaamheid. Groote mannen na te gaan tot in de geschiedenis en het karakter hunner ouders en voorouders, is een aangeboren trek by ieder, die belang stelt in de diepere kennis van hunnen aanleg en gave; en het woord van den Dichter, die het heden der wereld in haar voorleden ziet, schijnt ook eeniger mate toepasselijk op die kleine wereld, den enkelen mensch. Om ons in het herinneren van voorbeelden by de rangen hier van Dichters en geniale Schrijvers te bepalen, voor welken vereerder van Goethe is de kennis onverschillig, die hy zelf ons doet maken in zijne Waarheid en Dichting met zijnen vader den deftigen | |
[pagina 5]
| |
aant.keizerlijken Raad te Frankfort, en diens ingenomenheid met der Duitscheren lievelingsheld van dien tijd, den Koning van Pruissen, en zijn niet minder hartelijken afkeer van Oostenrijks Franschen bondgenoot, zoo onbewimpeld aan den by hem ingekwartierden Graaf Thorane geuit, - en zijne eigenaartige strengheid in het gezin en in de opvoeding zijner kinderen, - en zijne liefde voor het Recht, voor de orde, voor de kunst? Of voor wien die, uit welk een standpunt dan ook, in de schriften en lotgevallen van François Auguste de Châteaubriant eenig belang stelt, heeft niet vooral ook eenige aantreklijkheid de figuur van zijnen vader, den ouden Edelman in Bretagne, met zijne echten-zeemans-stugheid, op dat alles behalve van weelde of rijkdom schitterend ouderwetsch kasteel, met zijn ingewortelden afkeer van hof- en wereldleven, met die eentoonige levenswijze en dat onvriendelijk uiterlijk, waaronder elementen toch zoo menigmaal zich verraden, die, gantsch anders gewijzigd en onder geheel andere omstandigheden ontwikkeld, nog zoo wel erkenbaar zijn in den zonderlingen en avontuurlijken zoon? Behoudens het groote onderscheid tusschen de nationale en personeele karakters van den Amsterdamschen Geneesheer en Oranjevriend, en den Franschen Landedelman of den Frankfortschen Rechtsgeleerde, zoo was | |
[pagina 6]
| |
er ook in Dr. Izaak Bilderdijk niet weinig van het strenge en, wilt ge, stroeve dier beide ouderwetsche vaders. Het uiterlijk voorkomen gaf het reeds te kennen: by eene niet hooge maar stevige gestalte iets van dien ietwat Spaanschen ernst op het bruin gelaat en in het donker, zwaar gewenkbraauwd oog, dat men niet zelden op oud-Amsterdamsche physionomiën ontmoet. Met zijnen zoon Willem had voorts de Doctor iets eigenaartigs in hand en schrift gemeen, zoowel als eene in het geslacht, om dus te zeggen, erfelijke keurigheid op Nederduitsche taal en uitspraak, en, niet het minst eene kracht van zeggen en schrijven, die in verband met beider onverzetlijkheid op beginsels van eerlijkheid en eer, de spreuk scheen te rechtvaardigen van hunnen stam, - het Semper idem onder de rots in brandende zee. Sterk als ook de zoon in zijne jeugd geweest is op den degen, - hevig als hij in zijne politieke overtuigingen en gemoedsbewegingen, - en, waar het dezen gold, tot buigen of plooien even weinig in staat, - is niets begrijplijker, dan dat de Doctor in zijnen tijd eer ontzien dan bemind is geweest, en dat ook voor hem de gevolgen van dergelijk een karakter en bestaan niet uitbleven. Om zijne warme deelneming in de verandering van zaken in 1748 lasterlijk als Doelist verdacht gemaakt, stond hy, na den vroegen dood van den Stadhouder Prins | |
[pagina 7]
| |
Willem den Vierde nog veel meer aan de vijandschap der tegenpartij bloot, die hy trouwens noch in daden, noch in woorden, in rijm of onrijm, spaarde of ontzag. Gevoelig hekelde hy meer dan eens met zijn scherpe dichterlijke pen zoo wel de misbruiken der Amsterdamsche oligarchie, als de vlekken in het private leven van sommige Regenten met die openbare misbruiken in ergerlijk verband, terwijl hy daarentegen by elke gelegenheid zijne hoogachting voor patricische geslachten of regeeringsleden van den stempel der Dedels of der Straalmans even ondubbelzinnig uitkomen deed. Geen wonder, dat ook de praktijk onder de aldus opgescherpte vijandschap van stadgenooten aanzienlijk leed en achteruitging, zoo dat hy dan ook eindelijk van de openbare uitoefening der Geneeskunde geheel afzag, en met betrekkelijk genoegen het ampt van Opziener over de maniantie der collective middelen over Amsterdam, Amstelland, en het Gooiland, hem door de Prinses Gouvernante, moeder van Prius Willem den Vijfde, opgedragen, aanvaardde en tot in hoogen ouderdom waarnam. De ontzachlijke beslommeringen, aan zijne trouwe en naauwgezette behartiging van dat ampt verbonden, lieten hem van toen af voor studiën van liefhebbery weinig tijd over. Toch liet hy noch de kennisneming van het geen op het gebied der geneeskunst voorviel, noch de beoefening der poëzy ten eenenmale | |
[pagina 8]
| |
varen. Als dichter had hij ook een zekeren gevestigden naam verkregen, niet alleen door de sterk gekleurde politieke Sonnetten, hier reeds in herinnering gebracht, maar ook en vooral door zijne Treurspelen, waaronder zijn Arria en Paetus en zijne Tomyris geacht worden te hebben uitgemunt. Dat uitmunten intusschen versta men van de zuiverheid en kracht eener vooral echt Nederduitsche taal, van het gespierde eener (in tegenoverstelling van de dusgenaamde Maaspoëeten van dien tijd) oud-Amsterdamsche, door Vondel en Antonides gevormde versificatie. Want voor het overige ontbrak aan die Treurspelen van den ouderen Bilderdijk zeer zeker niet slechts de tragische stijl en toon, maar ook in het geheel eene poëzy van veel hooger dan een deftig en welluidend karakter, welke laatste eigenschap de Doctor door zijn bijzonder talent van declameeren, in verzen zoo van anderen als van hem zelven by uitnemendheid wist te doen gelden. Wy zijn de scheidslijn reeds over, die tusschen de beide Dichters, zoon en vader, op het grondgebied der Hollandsche Muze ligt. Nevens een enkelen gemeenschaplijken familietrek waren in het geheel de individueele verscheidenheden velen en groot. Gelijk de hoogere adem der poëzy, zoo ontbrak aan Dr. Izaak Bilderdijk niet slechts de fijne esthetische smaak, maar die gemeenzaamheid daar te boven met de wereld | |
[pagina 9]
| |
aant.der antieke en moderne kunst, waarmede tot een zoo aanmerkelijke hoogte Goethes vader bedeeld was. Goed Latinist en wel vertrouwd met de meesters van het Romeinsche prosa was Bilderdijk de vader in de Grieksche taal en poëzy veeleer een vreemdeling, en bezat hy voor teeken-, schilder-, en bouwkunst niets van dat diepe gevoel, van dien gelukkigen aanleg, van dat praktische vernuft, welke zoo by uitnemendheid ons kunnen blijken tot de eigenschappen van zijnen zoon te hebben behoord. |
|