De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 316]
| |
Droefenis.Ga naar voetnoot*Hoe zoo dof, zoo neêrgeslagen, zoo gebukt in stom geklag,
Gy wiens hart in nevelbuien altijd lichtgevonkel zag!
Waar is 't toeverzicht gebleven, waar die weêrglans in 't gemoed
Die by middernacht de vonkling toonde van den morgengloed?
A ch, wat vraagt gy? neen, geen vonkling spiegelt meer heur glans in my.
Neen, geen schemerblik van morgen. Ik bezwijk in 't geen ik lij.
Nimmer, neen, zoo heldre spiegel, waar de zonneglans in flonkert,
Of zijn schittring wordt in stormwind door het stof der smart verdon kerd.
Na Baki.
1827.
|
|