De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijTranen.Ga naar voetnoot*Tranen zijn mijn zielsvriendinnen; vliet, gy zoete tranen, vliet!
Hier, van alles afgescheiden, schei ik my van deze niet.
Tranen zijn door God geschonken tot een balsem in het leed;
En die tranen zou verbieden, waar nog meer dan tijger wreed.
Neen, ô neen, hy kent geen troosten, die ze wisschen wil van 't oog;
Laat ze vloeien, laat ze stroomen! Wanhoop heeft de kaken droog.
Tranen zijn ons hemeldrupplen op 't van dorheid splijtend veld:
Zy zijn 't die de smarten voeden dat heur buil tot rijpheid zwelt:
Zy, zy heelen, zy verkwikken. Valsche Trooster, stuit ze niet!
Gode vruchtbaar wordt de boezem die ze in Zijn genâ vergiet.
Uit Motanabbi.
1827.
|
|