De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

verantwoording

gebruikt exemplaar

eigen exemplaar dbnl

 

algemene opmerkingen

Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel XIV van Willem Bilderdijk uit 1859. Het gehele werk bevat zestien delen.

 

redactionele ingrepen

p. 491-512: de eindnoten tussen de ‘aantekeningen’ op deze pagina's zijn in de lopende tekst geplaatst. Pagina's 492 is daardoor komen te vervallen.

 

Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. π2, 2 en 490) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.

 

[pagina ongenummerd (p. π1)]

DE DICHTWERKEN

 

VAN

 

BILDERDIJK.

 

XIV.

 

[pagina ongenummerd (p. π3)]

DE DICHTWERKEN

VAN

BILDERDIJK.

VEERTIENDE DEEL.

HAARLEM,

A.C. KRUSEMAN.

1859.

 

[pagina ongenummerd (p. π4)]

Gedrukt bij A.C. Kruseman.

 

[pagina I]

INHOUD.

 

MENGELINGEN.

 

(vervolg.)

De sneeuwen vrouw	Blz. 3.
Aan God	Blz. 3.
Weeklacht	Blz. 8.
Eer	Blz. 10.
Tijdverveling	Blz. 10.
Vrome wensch	Blz. 12.
Zelfbewustheid	Blz. 13.
Afkeer	Blz. 15.
Op een Jacobaas-kannetjen	Blz. 17.
Eerezuilen	Blz. 19.
's Levens pad	Blz. 21.
't Leven	Blz. 23.
Oprechtheid	Blz. 25.
Nieuwe Godsdienstleer	Blz. 26.
Afscheid eens stervenden	Blz. 27.
Op of neêr	Blz. 28.
De drukpers	Blz. 30.
Steendruk	Blz. 31.
Zorg	Blz. 32.
Thands	Blz. 33.
Vrolijkheid	Blz. 36.
Betreuring	Blz. 38.
Vrouwen	Blz. 40.
Godsdienstverval	Blz. 42.

 

 

[pagina II]

Menschlievendheid naar den heerschenden tijdgeest	Blz. 43.
Filozofie uit de tegenwoordige eeuw	Blz. 44.
Wijsheid	Blz. 47.
De schoonste	Blz. 49.
Weldadigheid	Blz. 50.
Aan Leibnitz	Blz. 53.
Leven	Blz. 57.
Levensles	Blz. 59.
Aan de woelwaters dezes tijds	Blz. 59.
Tijdverloop	Blz. 60.
Uitboezeming	Blz. 61.
Recensenten	Blz. 62.
Op de twee broederen Joannes en Wilhelmus Rainoldus	Blz. 66.
Naar het Grieksche van Anacreon	Blz. 67.
Aan een schoon en behaagziek meisje	Blz. 68.
By de Jaarverwisseling	Blz. 69.
't Stervensbootjen	Blz. 70.
Grootheid en deugd	Blz. 74.
De taal	Blz. 75.
Rechtsspraak	Blz. 78.
Moed	Blz. 83.
Theofrastus	Blz. 84.
Predikaatsiebetrachting onzes tijds	Blz. 85.
Wijsheid	Blz. 88.
De spotter	Blz. 89.
De kreeft	Blz. 90.
Vertroosting	Blz. 91.
Licht	Blz. 93.
't Grasviooltjen	Blz. 94.
Onmacht	Blz. 95.
Leerzucht	Blz. 97.
Onverwrikbaarheid	Blz. 98.
Voorzichtigheid	Blz. 101.
Ware schranderheid	Blz. 102.
Vreugdgenot	Blz. 103.

 

 

[pagina III]

De Hollandsche visscher in Noorwegen	Blz. 104.
Onzijdigheid	Blz. 106.
Geloof en Liefde	Blz. 107.
Hoog water	Blz. 107.
Willen	Blz. 108.
Ware gelijkheid	Blz. 109.
Vooruitzicht	Blz. 110.
Vrees	Blz. 110.
Verlies van have	Blz. 111.
Lof der tijdmode	Blz. 111.
Volksgeluk	Blz. 113.
De verlichtingfabriek dezer eeuw	Blz. 114.
Volmaking	Blz. 115.
Driften	Blz. 118.
Bezoekingen	Blz. 120.
Op een versjen tegen de oprechtheid	Blz. 120.
Omzichtigheid	Blz. 121.
Gebed	Blz. 121.
Weg naar hooger	Blz. 122.
't Weldadige geldleenen	Blz. 123.
Zuiverheid	Blz. 124.
Onwaarachtige gift	Blz. 124.
Aard of Hemel	Blz. 125.
Staatsbesluit	Blz. 125.
Genezing	Blz. 127.
De Antichristische tien geboden	Blz. 128.
Op zeker grafschrift	Blz. 129.
Geheimen	Blz. 130.
Ugolijn	Blz. 131.
Godsdienstleer dezes tijds	Blz. 134.
God	Blz. 137.
Cats	Blz. 139.
Herdenking, in diepe verontwaardiging	Blz. 140.
Uitspanning	Blz. 141.
Scherts	Blz. 143.

 

 

[pagina IV]

Keizer Hadrianus afscheid van 't leven	Blz. 145.
Grafschrift	Blz. 146.
Menschen waan	Blz. 147.
Het Noorden	Blz. 148.
Oudrenplicht	Blz. 151.
Mikon, veldklacht	Blz. 153.
Poëeten-overstrooming	Blz. 156.
Hondgeblaf	Blz. 158.
Waarheid	Blz. 160.
Liberalen in byzonderen zin	Blz. 161.
Recensenten	Blz. 163.
Eens vaders laatste woorden	Blz. 164.
De twee bedelaars	Blz. 165.
Spieghcls spreuk	Blz. 166.
Jaarverwisseling	Blz. 167.
Nienwe wijsheid	Blz. 170.
Het recht des volks	Blz. 172.
Vrouwenroem	Blz. 173.
Nooddruft	Blz. 174.
Stilte	Blz. 177.
Job en Salomo	Blz. 178.
Filozofie	Blz. 179.
Gezag	Blz. 181.
Tijdkorting	Blz. 183.
Droom	Blz. 184.
Toekomst	Blz. 185.
Kortheid des tijds	Blz. 187.
Wangenot	Blz. 188.
Getrouwheid	Blz. 189.
Valsch licht	Blz. 191.
Ter gelegenheid van een reeks nienwe aankondigingen, ten afscheid	Blz. 191.
Vrijheid van ziel	Blz. 193.
Geboorte	Blz. 195.
Droomen	Blz. 196.

 

 

[pagina V]

Oud Rome	Blz. 197.
Geven	Blz. 197.
Deugd en wijsheid	Blz. 198.
Verlichting	Blz. 201.
Troost over 't voorledene	Blz. 202.
Rekenschap	Blz. 203.
De balling	Blz. 204.
De dichterlijke eeuw	Blz. 205.
Op twee zeer ongelijke broeders	Blz. 206.
Met de deur in 't huis vallen	Blz. 207
Studeeren	Blz. 208.
[Vertaling van een Fransch versje van Vrouwe K.W.B.]	Blz. 209.
Epictetus	Blz. 209.
Herinnering	Blz. 210.
Op de zoet-mondende kusrijmen van Simon Abbes Gabbema	Blz. 211.
Aan een vriend	Blz. 212.
Verderf	Blz. 213.
Eerzucht	Blz. 215.
Verveling	Blz. 216.
Vrijheid	Blz. 218.
Eigen land	Blz. 220.
Afgehoord gesprek	Blz. 223.
Poëzy	Blz. 225.
De taal	Blz. 227.
Wijsheid	Blz. 231.
Praalzucht	Blz. 232.
Plicht	Blz. 233.
Algemeene dolheid	Blz. 234.
De spreuk van Job	Blz. 235.
Verstandelijkheid	Blz. 236.
Lof	Blz. 237.
Oostersche lijkzang	Blz. 239.
By een tafereel van een spelend kind in zijn moeders gevangenis	Blz. 240.
Wijsheidsjacht	Blz. 242.

 

 

[pagina VI]

Worsteling	Blz. 243.
's Levens rustloosheid	Blz. 244.
Lentebeschouwing	Blz. 245.
Filozofie	Blz. 250.
Het aardsche leven	Blz. 251.
Het aardsche jammer	Blz. 252.
Natuur	Blz. 254.
Zotte zelfverheffing	Blz. 255.
Ongeloof	Blz. 255.
Onweêr	Blz. 258.
Deugd	Blz. 260.
Op de kwijnende ziekte eener schoone	Blz. 262.
Op een albumblaadjen	Blz. 263.
Uitspanning	Blz. 264.
[Voorzang van ‘Verstand en Menschlievendheid.’]	Blz. 265.
Ware rijkdom op aarde	Blz. 267.
Sterven	Blz. 268.
Stoïcismus	Blz. 270.
Goed	Blz. 271.
Onzekerheid	Blz. 272.
Eerzucht	Blz. 273.
In een dikken vriendenrol	Blz. 274.
De vreemdeling	Blz. 275.
Wijsbegeerte	Blz. 275.
Onbekookte geleerdheid	Blz. 276.
De taalkennis	Blz. 277.
't Algemeen Godsrijk	Blz. 278.
Grafschrift	Blz. 279.
Leven en sterven	Blz. 280.
Sterven	Blz. 281.
's Levens dronkenschap	Blz. 282.
De drie blinden	Blz. 282.
Amarante	Blz. 283.
Kaïn	Blz. 283.
Aan een prediker	Blz. 284.

 

 

[pagina VII]

Wijn	Blz. 285.
Op de dood eens godvruchtigen	Blz. 285.
Ondankbaarheid	Blz. 286.
Doe wel en zie niet om	Blz. 286.
Het thands afgeloopen najaar	Blz. 287.
Op een bulderenden zoogenaamden lierzang	Blz. 289.
Zangcoupletten	Blz. 291.
Mededeelzaamheid	Blz. 293.
Ouderdom	Blz. 295.
Wetenschap	Blz. 297.
Eigen kracht	Blz. 299.
Gade en kroost	Blz. 300.
Gaven	Blz. 301.
Berusting	Blz. 302.
Geloof en reden	Blz. 303.
Geloof	Blz. 304.
Zielskalmte	Blz. 306.
Zwerven	Blz. 307.
Ja en neen	Blz. 308.
Bloeimaand	Blz. 309.
Zedenleer	Blz. 309.
Godsdienst-ontrusting	Blz. 310.
Roemzucht	Blz. 313.
Poëzy	Blz. 315.
Jonglings fierheid	Blz. 315.
Droefenis	Blz. 316.
Tranen	Blz. 316.
Dapperheid	Blz. 317.
Wonderen	Blz. 317.
Zielskalmte	Blz. 319.
Opwekking	Blz. 320.
Hoop	Blz. 323.
Uitkomst	Blz. 324.
't Aardsche wenschen	Blz. 324.
Middel tegen laster	Blz. 325.

 

 

[pagina VIII]

Op een Albumblaadtjen	Blz. 326.
Aan de Schotten	Blz. 327.
Mijmeren	Blz. 328.
Ydel pogen	Blz. 329.
Braafheid	Blz. 330.
Oorlogsschepen	Blz. 331.
Verval	Blz. 332.
Heelmiddel	Blz. 332.
[Troost in tranen.]	Blz. 333.
Wijnverlaten	Blz. 334.
Grappige hulde aan een schoone	Blz. 335.
Welsprekendheid	Blz. 336.
Algemeene verjaarwensch	Blz. 336.
Huwlijksgoed	Blz. 337.
Verhuizen	Blz. 337.
Vreugd en leed	Blz. 338.
Schraapziek en de muis	Blz. 339.
Gerustheid	Blz. 340.
Eens grijzaarts lentezang	Blz. 341.
Poëzy	Blz. 342.
Gelegenheidsverzen	Blz. 343.
Op de verbetering der Dichterl. Verlustigingen v.B. de Bosch	Blz. 344.
Spieghels uiterste wil	Blz. 345.
Aan Spieghel	Blz. 348.
Heidnentrots	Blz. 349.
Ontwikkeling	Blz. 351.
Ex tempore	Blz. 352.
Braafheid	Blz. 353.
Wareld	Blz. 353.
Nietigheid	Blz. 355.
Onderwerping	Blz. 355.
Vaarwel	Blz. 356.
's Menschen eigendom op aard	Blz. 356.
Morgenstond	Blz. 357.
Nacht	Blz. 359.

 

 

[pagina IX]

Kwijning	Blz. 361.
Arbeid	Blz. 363.
Getytelde tytels	Blz. 364.
De hanenkraai	Blz. 365.
Nacht	Blz. 367.
Het tabakrooken	Blz. 369.
Geven	Blz. 370.
Aan Prins Karel van Lotharingen	Blz. 371.
De morgen	Blz. 373.
Avond	Blz. 375.
Grafschriften	Blz. 377.
Weldadigheid	Blz. 378.
Wijsheid	Blz. 379.
Spijsverzadiging	Blz. 381.
De dood	Blz. 383.
Op sommige waan- en wandichters	Blz. 383.
Grafschrift van een bejaarden krijgsheld	Blz. 385.
De nachtegaal in 't kooitjen	Blz. 386.
Op een roosjen	Blz. 386.
Gelukwensching	Blz. 387.
[Aan het slot van een dichtbondel.]	Blz. 388.
Vriendschap	Blz. 389.
Verdraagzaamheid	Blz. 389.
Echo	Blz. 390.
Kleine omzetting	Blz. 390.
Andwoord aan een Autheur	Blz. 391.
Boosheid	Blz. 391.
Redding	Blz. 392.
Lichtgeloovigheid	Blz. 392.
Natuur	Blz. 393.
Aan Polygraphus	Blz. 394.
Hoogmoed	Blz. 394.
Wil en daad	Blz. 395.
Nagedachtenis	Blz. 395.
Genot	Blz. 396.

 

 

[pagina X]

Eigen vlucht	Blz. 397.
Schrijversroem	Blz. 397.
Erfschuld	Blz. 398.
Wijsheid	Blz. 400.
's Menschen nietigheid	Blz. 400.
Kennis	Blz. 402.
Navolging	Blz. 403.
Boezemzucht	Blz. 404.
Liefdeplicht	Blz. 405.
Menschlijke kennis	Blz. 406.
Heden	Blz. 408.
Gelatenheid	Blz. 408.
Gelatenheid	Blz. 409.
Een	Blz. 410.
Onverhoord gebed	Blz. 411.
Weldadigheid	Blz. 411.
Echtgenoot	Blz. 412.
Op de Aristarchen dezes tijds	Blz. 412.
Bemoediging	Blz. 413.
Maerlant	Blz. 413.
Gijsbert Japik	Blz. 414.
Zelfgevoelen	Blz. 415.
Nodige achterdocht	Blz. 416.
's Heeren Avondmaalviering	Blz. 416.
Waarheid en wijsheid	Blz. 418.
Aan de drukkunst	Blz. 419.
Grondregelen	Blz. 419.
laatste nalezingen	Blz. 422.
aanteekeningen	Blz. 489.